Inleiding
Veiligheidsaanwijzingen voor het info-
tainmentsysteem
Het huidige verkeer eist dat de verkeersdeel-
nemers steeds hun volle aandacht bij het ver-
keer hebben.
Gebruik de radio-installatie met zijn talrijke
mogelijkheden alleen wanneer de verkeerssi-
tuatie het toelaat.
ATTENTIE
Vóór de aanvang van de rit is het raadzaam
●
om u met de verschillende functies van de ra-
dio vertrouwd te maken.
Een hoog volume kan gevaarlijk zijn voor u
●
en voor anderen.
Stel het volume zo in dat u omgevingsgelui-
●
den, zoals claxons en sirenes, kunt horen.
●
De instellingen van het infotainmentsys-
teem dienen te worden uitgevoerd door de
bijrijder of als de auto stilstaat.
ATTENTIE
Iedere afleiding van de bestuurder kan een
ongeluk en persoonlijk letsel tot gevolg heb-
ben. Bediening van het infotainmentsysteem
kan afleiden van het verkeer.
●
Altijd oplettend en met verantwoordelijk-
heidsbesef rijden.
8
Inleiding
De volume-instellingen zo kiezen dat u ge-
●
luidssignalen van buiten (bv. de sirene van de
politie en de brandweer) altijd goed kunt ho-
ren.
Een te hoog volume, ook al is het maar voor
●
korte tijd, kan gehoorschade veroorzaken.
ATTENTIE
Het verwisselen of aansluiten van een audio-
bron kan tot plotselinge volumeschommelin-
gen leiden.
●
Verlaag het uitgangsvolume voor het ver-
wisselen of aansluiten van een audiobron.
ATTENTIE
De rijadviezen en verkeerstekens die het na-
vigatiesysteem geeft kunnen afwijken van de
huidige situatie.
●
Verkeersborden en -voorschriften hebben
voorrang op de rij-adviezen van het navigatie-
systeem.
●
Snelheid en rijstijl aanpassen aan het
weer, het zicht, het wegdek, en de verkeers-
omstandigheden.
ATTENTIE
Het verbinden, plaatsen of verwijderen van
een informatiedrager tijdens het rijden kan
de aandacht van het verkeer afleiden en een
ongeluk tot gevolg hebben.
ATTENTIE
Verbindingskabels van externe apparaten
kunnen de bestuurder hinderen.
Verbindingskabels zo leggen, dat de be-
●
stuurder niet wordt gehinderd.
ATTENTIE
Losse of niet goed bevestigde externe appa-
raten kunnen bij een plotselinge rij- of rem-
manoeuvre en bij een ongeval door het interi-
eur worden geslingerd.
●
Plaats of bevestig nooit externe apparaten
op deuren, de voorruit, het stuur, het instru-
mentenpaneel, de rugleuningen van de stoe-
len, op of dichtbij de zone gemarkeerd met
"AIRBAG" of tussen deze zones en de inzit-
tenden. De externe apparaten kunnen bij een
ongeval tot zware verwondingen leiden, in
het bijzonder als de airbags worden geacti-
veerd.
ATTENTIE
De middenarmsteun kan de bewegingsvrij-
heid van de bestuurder belemmeren en daar-
door ongevallen en zware verwondingen ver-
oorzaken.
Armsteun tijdens het rijden altijd opgeklapt
●
houden.