7.
Start de motor, schakel de parkeerrem uit en rij
de machine langzaam weg van het werktuig.
De hydraulische
aansluitingen gebruiken
WAARSCHUWING
Hydraulische vloeistof die onder druk
ontsnapt, kan door de huid heen dringen en
letsel veroorzaken. Waarschuw onmiddellijk
een arts als er hydraulische vloeistof is
geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde
vloeistof moet binnen enkele uren operatief
worden verwijderd door een arts.
• Controleer of alle hydraulische slangen
en leidingen in goede staat verkeren en
alle hydraulische aansluitingen en fittings
stevig vastzitten voordat u druk zet op het
hydraulische systeem.
• Houd lichaam en handen uit de buurt van
kleine lekgaten of spuitmonden waaruit
onder hoge druk hydraulische vloeistof
ontsnapt.
• U kunt lekken in het hydraulische systeem
opsporen met behulp van karton of papier;
doe dit nooit met uw handen.
VOORZICHTIG
Hydraulische koppelingen, hydraulische
leidingen/kleppen en hydraulische vloeistof
kunnen heet zijn. U kunt zich verbranden als
u hete onderdelen aanraakt.
• Draag handschoenen als u werkt aan de
hydraulische koppelingen.
• Laat de machine afkoelen voordat u de
hydraulische onderdelen aanraakt.
• Zorg ervoor dat u niet in aanraking komt
met gemorste hydraulische vloeistof.
De hydraulische slangen van het
werktuig aansluiten
Als het werktuig hydraulisch moet worden
aangedreven, moet u de hydraulische slangen van
het werktuig als volgt aansluiten:
1.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het
contact.
2.
Beweeg de hendel voor de hulphydrauliek in de
Z
om de druk op de hydraulische
WEEFSTAND
koppelingen op te heffen.
3.
Verwijder de beschermkappen van de
hydraulische aansluitingen op de machine.
4.
Zorg ervoor dat alle ongerechtigheden zijn
verwijderd van de hydraulische aansluitingen.
5.
Zoek de snelkoppelfittingen voor het in- en
uitschuiven van het achterwerktuig voor de
tractor.
6.
Zoek de slangen voor het in- en uitschuiven op
het werktuig.
7.
Sluit de snelkoppelfitting van de uitschuifslang
van het werktuig aan op de snelkoppelfitting van
het uitschuifcircuit
1. Snelkoppelfitting
(uitschuifcircuit
achterwerktuig)
2. Uitschuifslang
8.
Sluit de snelkoppelfitting van de inschuifslang
van het werktuig aan op de snelkoppelfitting van
het inschuifcircuit
9.
Trek aan de slangen om te controleren of de
aansluitingen betrouwbaar zijn.
30
(Figuur
29).
Figuur 29
3. Snelkoppelfitting
(inschuifcircuit
achterwerktuig)
4. Inschuifslang
(Figuur
29).
g262491