2 Veiligheidsaanwijzingen
Gevaar bij de omgang met het toestel
Weishaupt-producten zijn geconstrueerd overeenkomstig
de geldende normen en richtlijnen en de algemeen
erkende veiligheidstechnische regels.Toch kan bij
ondeskundig gebruik gevaar voor lichaam en leven
optreden voor de gebruiker of voor derden en kan schade
aan het toestel of aan andere materialen ontstaan.
Om gevaar te vermijden mag het toestel alleen aangewend
worden
•
voor doelgericht gebruik
•
in onberispelijke veiligheidstechnische staat
•
onder inachtname van alle aanwijzingen in de montage-
en bedieningsrichtlijnen
•
onder naleving van de inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden.
Storingen die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid
dienen per omgaande opgelost te worden.
Opleiding van het personeel
Alleen gekwalificeerd personeel mag aan het toestel
werken. Gekwalificeerd personeel zijn personen die
vertrouwd zijn met opstelling, montage, afregeling,
inbedrijfname en onderhoud van het product en die voor
deze werkzaamheden de nodige kwalificaties bezitten,
zoals b.v. :
•
een opleiding hebben genoten en gemachtigd zijn om
stroomkringen en elektrische toestellen volgens de
normen van de veiligheidstechniek in- en uit te
schakelen, te aarden en te kenmerken.
•
een opleiding hebben genoten en gemachtigd zijn om
installatie-, ombouw- en onderhoudswerk te verrichten
aan gasinstallaties in gebouwen en terreinen.
Organisatorische maatregelen
•
De noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen
moeten gedragen worden door éénieder die aan de
installatie werkt.
•
Alle voorhanden zijnde veiligheidsinrichtingen moeten
regelmatig gecontroleerd worden.
Informele veiligheidsmaatregelen
•
Los van de montage- en bedieningsrichtlijnen dienen
de landelijk geldende regels en voorschriften ter
voorkoming van ongevallen te worden nageleefd. In het
bijzonder moeten alle betreffende installatie- en
veiligheidsvoorschriften in acht genomen worden, zoals
o.m. de installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en
D 30-003; de normen voor gasvoorziening NBN D 51-
001, D 51-003, D 51-003/A1 en A2, D 51-004, de
norm voor stookplaatsen NBN B 61-001 en project B
61-002 en het Algemeen Reglement voor Elektrische
Installaties, afgekort A.R.E.I.
•
Alle veiligheids- en gevaarindicaties op het toestel
moeten duidelijk leesbaar blijven.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal bedrijf
•
Het toestel alleen gebruiken als alle
veiligheidsvoorzieningen goed functioneren.
•
Minstens éénmaal per jaar het toestel op uitwendig
herkenbare schade en het juist functioneren van de
veiligheidsinrichtingen controleren.
•
Afhankelijk van de installatie-omstandigheden kan een
frequentere controle noodzakelijk zijn.
4
Gevaar door elektrische energie
•
Werken aan de elektrische installatie door een elektro-
vakman laten uitvoeren.
•
De elektrische delen van het toestel tijdens
onderhoudswerken controleren. Losse verbindingen
vastzetten en beschadigde kabels onmiddellijk
vervangen.
•
Indien werkzaamheden aan spanningsvoerende delen
noodzakelijk zijn, dient een tweede persoon aanwezig
te zijn om in noodgevallen de hoofdschakelaar uit te
zetten.
Onderhoud en oplossen van storingen
•
De voorgeschreven instel-, onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden binnen de gestelde termijn
uitvoeren.
•
De gebruiker van de installatie voor de aanvang van de
onderhoudswerkzaamheden informeren.
•
Bij alle onderhouds-, inspectie- en herstellingswerken
de stroomtoevoer naar het toestel uitschakelen en de
hoofdschakelaar tegen onverwacht inschakelen
beveiligen, de brandstoftoevoer onderbreken.
•
Worden tijdens onderhouds- en controlewerken de
schroefkoppelingen losgemaakt, dan dient men bij de
montage de dichtingsvlakken grondig te reinigen en op
een onberispelijke wijze te monteren. Beschadigde
pakkingen vervangen. Een dichtheidstest uitvoeren !
•
Vlambeveiligingen, begrenzingsapparatuur,
regelorganen, alsook andere veiligheidsinrichtingen
mogen alleen door de fabrikant of diens
gevolmachtigde hersteld worden.
•
Losgemaakte schroefverbindingen na het opnieuw
verbinden op juiste zitting controleren.
•
Na het beëindigen van de onderhoudswerkzaamheden
de werking van de veiligheidsinrichtingen controleren.
Opstelling volgens plaatselijke voorschriften
De opstelling van de WTC moet gebeuren volgens
plaatselijke reglementering, in het bijzonder wat betreft :
•
luchttoevoer en rookgasafvoer
•
brandstoftoevoer
•
condensaatafvoer via het afwateringssysteem
Opstelling in garages
In garages mogen alleen gastoestellen van het type C
geïnstalleerd worden. De afstand tussen vloer en
onderkant van de WTC moet minstens 50 cm bedragen.
De WTC moet tegen mechanische beschadiging
beschermd zijn. Hiervoor moet rond de WTC een metalen
beugel gemonteerd worden. De bedieningsrichtlijnen
moeten op een goed zichtbare plaats aangebracht
worden. Daarbij moet de installatie tegen weersinvloed
beschermd worden.