452235.69.07 · 09/2012 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP W 10 ID - WWP W 22 ID
7 Montage
Minimaal debiet verwarmingswater
Het minimale debiet verwarmingswater van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Deze kan b.v. door installatie
van een dubbele differentiedrukloze verdeler of van een overstroomventiel worden be-
reikt. De instelling van een overstroomventiel wordt in het hoofdstuk inbedrijfstelling uit-
gelegd.
OPMERKING
Het gebruik van een overstroomventiel is alleen bij vloer- of wandverwarming en een
max. debiet verwarmingswater van 1,3 m³/h aan te bevelen. Bij niet in acht nemen
kunnen er storingen in de installatie ontstaan.
Indien de warmtepompmanager en de verwarmings-circulatiepompen bedrijfsklaar zijn,
werkt de vorstbeveiliging van de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de
warmtepomp of bij stroomuitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepomp-
systemen waarbij stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de ver-
warmingskring met een geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
7.3
Aansluiting aan de kant van de warmtebron
De aansluiting dient als volgt te worden uitgevoerd:
De bronleiding op de vertrek en terugloop warmtebron van de warmtepomp aansluiten.
ACHTUNG
OPGELET!
Het bronwater moet de vereiste waterkwaliteit hebben. (zie hoofdst. 9.4 op pag. 17)
Daarbij moet het hydraulische integratieschema in acht genomen worden.
7.4
Temperatuurvoeler
De volgende temperatuurvoelers zijn reeds ingebouwd resp. moeten aanvullend
worden gemonteerd.
Buitentemperatuur (R1) bijgesloten
Teruglooptemperatuur verwarmingskring (R2) ingebouwd
Teruglooptemperatuur primaire kring (R24) ingebouwd
Vertrektemperatuur verwarmingskring (R9) ingebouwd
Vertrektemperatuur primaire kring (R6) ingebouwd
10