452236.69.05 · 01/2016 · Rei
Montage- en bedieningshandleiding
WWP S 6 IDT-2 - WWP S 11 IDT-2
9 Onderhoud / reiniging
9
Onderhoud / reiniging
9.1
Onderhoud
Om storingen door opeenhoping van vuil in de warmtewisselaars te voorkomen, moet
ervoor worden gezorgd dat er geen vuil in de warmtebron- en verwarmingsinstallatie
terecht kan komen. Indien er zich toch dergelijke bedrijfsstoringen voordoen, moet de
installatie worden gereinigd, zoals hieronder beschreven wordt.
9.2
Reiniging verwarmingskant
Vooral bij het gebruik van stalen componenten kan zuurstof in de verwarmingswater-
kringloop oxidatieproducten (roest) veroorzaken. De roest komt via ventielen, circulatie-
pompen of kunststof buizen in het verwarmingssysteem terecht. Daarom dient er – met
name bij de buizen van de vloerverwarming – op een diffusiedichte installatie te worden
gelet.
Opmerking
Om afzettingen in de condensator van de warmtepomp te voorkomen (bijv. roest)
wordt aanbevolen, een geschikt systeem als corrosiebescherming te gebruiken.
Ook resten van smeer- en afdichtingsmiddelen kunnen het warme water vervuilen.
Indien de vervuiling zo groot is dat het de prestaties van de condensor in de warmte-
pomp belemmert, moet een installateur de installatie reinigen.
Volgens de huidige stand van kennis adviseren wij om te reinigen met een fosforzuur
van 5% of, indien er vaker moet worden gereinigd, met een mierenzuur van 5%.
In beide gevallen moet de reinigingsvloeistof op kamertemperatuur zijn. Het is raad-
zaam de warmtewisselaar tegen de normale doorstroomrichting in uit te spoelen.
Om te voorkomen, dat zuurhoudend reinigingsmiddel in de kringloop van de verwar-
mingsinstallatie terechtkomt, raden wij aan, het spoelapparaat direct op het vertrek en
de terugloop van de condensor aan te sluiten. Daarna moet er met geschikte, neutrali-
serende middelen nogmaals grondig gespoeld worden, zodat beschadigingen door
eventueel in het systeem achtergebleven resten van een reinigingsmiddel worden
voorkomen.
De zuren moeten voorzichtig worden gebruikt en de desbetreffende voorschriften moe-
ten in acht genomen worden.
De informatie van de fabrikant van het reinigingsmiddel moet in ieder geval in acht wor-
den genomen.
9.3
Reiniging aan de kant van de warmtebron
OPGELET
ACHTUNG
In de warmtebroningang van de warmtepomp moet de bijgevoegde filter worden
gemonteerd om de verdamper tegen verontreiniging te beschermen.
Een dag na de inbedrijfstelling moet de filterzeef van de filter gereinigd worden. Ver-
dere controles moeten afhankelijk van de mate van vervuiling worden bepaald. Is er
geen vervuiling meer zichtbaar, dan kan de zeef van de filter worden gedemonteerd, om
het drukverlies te reduceren.
23