HOOFDSTUK 4 - MACHINEBEDIENING
4.8
STUREN EN RIJDEN
WAARSCHUWING
RIJD MET GEHEVEN PLATFORM ALLEEN OP EEN VLAKKE, STEVIGE EN HORI-
ZONTALE ONDERGROND ZONDER OBSTAKELS EN KUILEN.
PROBEER NIET MET DE MACHINE TE RIJDEN TERWIJL HET PLATFORM
OMHOOG STAAT, TENZIJ DE BALKEN VAN HET BEVEILIGINGSSYSTEEM TEGEN
KUILEN VOLLEDIG ZIJN NEERGELATEN.
OM DE MACHT OVER DE MACHINE NIET TE VERLIEZEN EN TE VOORKOMEN
DAT DE MACHINE OP HELLINGEN OMKANTELT, MAG DE MACHINE NIET OP
HELLINGEN RIJDEN DIE STEILER ZIJN DAN IS OPGEGEVEN. RAADPLEEG
FIGUUR 4-12. EN TABEL 6-1.
1. Zet de bedieningskeuzeschakelaar op het grondbe-
dieningsstation op Platform.
2. Zet de noodstopschakelaar op het platformbedie-
ningsstation op Aan.
Sturen
Zet de keuzeschakelaar Heffen/Rijden (1) op het platformbe-
dieningsstation in de stand Rijden.
Om de machine te sturen, wordt de met de duim bediende
stuurschakelaar (2) op het handvat van de joystick naar rechts
(3) gezet om naar rechts te rijden of naar links (4) om naar links
te rijden. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, keert deze
4-12
Figuur 4-10. Sturen vanaf het platformbedieningsstation
terug naar de middelste stand (uit) en blijven de wielen in de
gekozen stand. Om de wielen weer recht te zetten, moet de
schakelaar in de andere richting geactiveerd worden totdat de
wielen recht staan.
– JLG Hoogwerker –
3122700