HOOFDSTUK 1 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN
1.3
BEDIENING
Algemeen
• Gebruik de machine nooit ergens anders voor dan om per-
sonen, hun gereedschap en uitrusting te vervoeren.
• De gebruiker moet de capaciteiten van de machine en de
bedieningskenmerken van alle functies kennen alvorens de
machine te bedienen.
• Bedien nooit een defecte machine. Als een storing
optreedt, moet de machine worden uitgeschakeld. Stel de
machine buiten bedrijf en waarschuw de autoriteiten.
• U mag geen veiligheidsinrichtingen verwijderen, wijzigen
of buiten bedrijf stellen.
• Druk een bedieningsschakelaar of -hendel nooit met kracht
door de neutrale stand naar de andere kant. Zet de schake-
laar altijd eerst in neutraal en stop; zet de schakelaar daarna
in de stand voor de volgende functie. Bedien de schakelaars
en hendels langzaam en met gelijkmatige druk.
• Hydraulische cilinders, afgezien van de stempelcilinders,
mogen niet geheel uit- of ingeschoven blijven voordat de
machine wordt uitgeschakeld en mogen evenmin langdu-
rig geheel uit- of ingeschoven blijven. Duw de hendel altijd
enigszins in de andere richting wanneer de betreffende
functie aan het einde van de baan is gekomen. Dit geldt
zowel voor machines tijdens bedrijf als in de opbergstand.
1-4
• Laat niemand aan deze machine knoeien of deze vanaf de
grond bedienen terwijl er personen op het platform zijn,
behalve in noodgevallen.
• Vervoer geen materiaal rechtstreeks op de leuning van het
platform tenzij dit door JLG is goedgekeurd.
• Wanneer twee of meer personen op het platform zijn, is de
machinist geheel verantwoordelijk voor de bediening van
de machine.
• Zorg dat elektrisch gereedschap goed is opgeborgen en
laat het nooit aan het snoer over het platform hangen.
• Help een vastzittende of defecte machine niet door duwen
of trekken, behalve door aan de sjorren van het chassis te
trekken.
• Breng het platform in de opbergstand en schakel alle
stroom uit voordat u de machine verlaat.
– JLG Hoogwerker –
3122700