Bevestiging van het stuur
Bij het bevestigen van de stuursteunmast aan het hoofdlichaam, kan de elektrische verbinding
worden verbroken tussen de buizen of verpletterd door de schroeven; wees uiterst voorzichtig.
5.
Breng de stuursteunpaal 6 dichter bij het aangrijpingspunt op het hoofdlichaam 1, dan aan de
zijkant van de stuursteunpaal 6. De plastic pakking 46 wordt aan de onderzijde voorzien van een
schroefdraad, samen met de basis rechtopstaand deksel 13, met inachtneming van de oriëntatie
zoals weergegeven in de illustratie aan de zijkant.
Sluit de connector van de bovenste kabel 9, komende van de stuursteunmast 6, aan op de
overeenkomstige stekker 10, komende van het hoofdgedeelte 1.
Schuif de stuursteunmast 6 in
het punt waar de
stuursteunmast zich bevindt.
Het hoofdlichaam 1 en zet het
vast door de rechter- en
linkerzijde van de mast 1 aan te
spannen. Schroef 35 [M10×20
mm] met splitring 27 [Ø10 mm]
en gebogen sluitring 28
[Ø10,5×R100×t2,0mm] en aan
de voor- en achterzijde van de
mast een schroef 35 [M10×20
mm] met splitring 27 [Ø10 mm]
en vlakke sluitring 34 [Ø10 mm].
Tenslotte door de zijdelingse
doorvoergaten twee schroeven
36 [M10×55×20 mm] voorzien
van gebogen ringen 28
[Ø10,5×R100×t2,0 mm] met
twee zelfborgende moeren 33
[M10] voorzien van gebogen ringen 28 Ø10,5×R100×t2,0 mm].
Laat het deksel van de basis rechtopstaand 13 zakken, zodat de buisverbinding en de
schroefkoppen bedekt zijn.