De weergave van de sluitertijd
De volgende sluitertijden kunnen worden ingesteld.
1/160 staat voor 1/160e seconde. Met 0"3 wordt
0,3 seconde en met 2" wordt 2 seconden aangegeven.
15" 13" 10" 8" 6" 5" 4" 3"2 2"5 2" 1"6 1"3 1" 0"8 0"6 0"5 0"4 0"3
1/4 1/5 1/6 1/8 1/10 1/13 1/15 1/20 1/25 1/30 1/40 1/50 1/60
1/80 1/100 1/125 1/160 1/200 1/250 1/320 1/400 1/500 1/640
1/800 1/1000 1/1250 1/1600 1/2000
Het diafragma instellen
Opnamemodus
Met het diafragma kunt u zelf bepalen hoeveel licht de lens binnenkomt.
Als u de diafragmawaarde instelt, selecteert de camera automatisch
een sluitertijd die is afgestemd op de helderheid van het onderwerp.
Als u een lagere diafragmawaarde selecteert (het diafragma verder
opent), kunt u de achtergrond laten vervagen en zo bijvoorbeeld een
fraai portret maken. Als u een hogere diafragmawaarde kiest (het
diafragma verder sluit), wordt het volledige bereik, van voorgrond tot
achtergrond, scherp weergegeven. Hoe hoger de diafragmawaarde,
hoe groter het bereik op de foto dat scherp wordt weergegeven.
Als de sluitertijd rood wordt weergegeven, is het beeld
onderbelicht (onvoldoende belicht) of overbelicht
(te veel belicht). Pas de diafragmawaarde aan met de
knop
Het is mogelijk dat bepaalde diafragmawaarden niet
beschikbaar zijn bij bepaalde zoomafstanden
In deze modus is het bereik van sluitertijden met gesynchroniseerde
flits 1/60 tot 1/500 seconde. De diafragmawaarde wordt daarom
mogelijk automatisch gewijzigd om deze aan te passen aan de
sluitertijd met gesynchroniseerde flits, zelfs als deze waarde al
eerder was ingesteld.
De weergave van de diafragmawaarde
Hoe groter de diafragmawaarde, hoe kleiner de lensopening.
F2.6 F2.8 F3.2 F3.5 F4.0 F4.5 F5.0 F5.5 F5.6 F6.3 F7.1 F8.0
of
totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven.
(p.
40).
41