Instelling van de stooklijn.
De instelling van de maximale
aanvoertemperatuur is tevens
de instelling van de 'top' van de
stooklijn, d.w.z. de gewenste aan-
voertemperatuur bij een buitentem-
peratuur van -10°C. De 'voet' van
de stooklijn is ook instelbaar. Beide
waarden kunnen op gebruikersni-
veau worden aangepast, zie par.
6.5, parameter ! en u.
Buitentemperatuursensor in
combinatie met draadbrug
Op deze wijze is een continu mo-
dulerende weersafhankelijke regeling (dus zonder klok) mogelijk.
Let op de instelling van parameter A, zie par. 6.5.4: de zgn. boosterfunctie dient te
zijn uitgeschakeld, dus parameter A= 31 (fabrieksinstelling).
Buitentemperatuursensor in combinatie met kamerthermostaat
Op deze wijze is modulerend bedrijf (met klok) mogelijk.
Let op de instelling van parameter A , zie par. 6.5.4. Het verdient aanbeveling de zgn.
boosterfunctie in te schakelen, dus parameter A = 11.
Werking van de boosterfunctie
Als de aanvoertemperatuur volgens de stooklijn onder bepaalde omstandigheden te
laag is (b.v. opstoken na nachtverlaging) zorgt de zogenaamde 'boosterfunctie' ervoor
dat deze aanvoertemperatuur met 10°C verhoogd wordt als de warmtevraag (van de
kamerthermostaat) langer dan 10 minuten aanwezig blijft. Dit herhaalt zich elke 10 mi-
nuten totdat de kamerthermostaat uitschakelt (of 90°C aanvoertemperatuur is bereikt).
Na het schakelen van de kamerthermostaat zal de gewenste aanvoertemperatuur
weer dalen met 1°C per minuut tot de stooklijn weer is bereikt.
Montage van de buitentemperatuursensor:
Monteer de buitenvoeler, beschermd tegen direct zonlicht, aan de noord- of noord-
westzijde van de woning, op een hoogte van min. 2,5 meter vanaf het maaiveld. De
buitentemperatuursensor niet monteren in de nabijheid van vensters, deuren, ontluch-
tingsroosters of afzuigkap, etc.
afb. 22
Interne stooklijn
00.W4H.79.00017
60
Remeha Quinta 115