11. RICHTLIJNEN VOOR HET LOKALISEREN EN OPHEFFEN VAN STORINGEN
11.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen toe-
stellen met de modulerende Honeywell regelaar en
toestellen die op een andere wijze worden aangestuurd.
In die gevallen waar gebruik gemaakt wordt van een
®
modulerende rematic
-regelaar (met bijbehorende inter-
face) kan par. 11.2 worden gevolgd.
11.2 Storingen bij toestellen in combinatie met een
modulerende Honeywell-regelaar
Voer de onderstaande stappen in de gegeven volgorde
uit:
1. Er verschijnen geen cijfers op het toesteldisplay.
Controleer:
- de voedingsspanning 230 V
- de zekeringen in de automaat.
2. Wordt op het toesteldisplay een storingscode weerge-
geven (cijfers knipperen)?
Zo ja, ga dan verder bij par. 11.4.
3. Controleer de bedrijfstoestand van het toestel
(zie par. 6.4.2) .
- '0' (geen warmtevraag): ga verder bij punt 4.
- '1' t/m '9', 'H', 'L': probeer m.b.v. de gegeven bedrijfs-
toestand de oorzaak van de storing te achterhalen.
4. Controleer de werking van het toestel door een draad-
brug aan te sluiten op de 16-polige klemmenstrook
X15 tussen de klemmen 1 en 2 (Tk aan/uit).
Komt het toestel in bedrijf?
- Ja, ga dan verder met punt 5.
- Nee, controleer de bedrading van de klemmenstrook.
Als deze goed is, vervang dan de branderautomaat.
5. Open de instrumentenkast. Hierin bevindt zich een
interfaceprint (zie afb. 24) t.b.v. de modulerende
Honeywell regeling met daarop twee lichtgevende
dioden (LED).
Er zijn nu vier mogelijkheden:
1. Geen van de LED's knippert:
Controleer of er 230V staat op de aansluitingen L en
N van de print (schroefklem X1).
Nee: Controleer de bedrading.
Ja: Wissel de interfaceprint uit.
2. LED B (zie afb. 24) knippert niet.
Controleer eerst de bekabeling tussen het toestel en
de Honeywell regelaar.
Vervang vervolgens eventueel de Honeywell regelaar.
Is de storing nog niet verholpen, vervang dan de inter-
faceprint.
3. LED A (zie afb. 24) knippert niet:
Controleer of de bandkabelconnector (X7) goed vast
zit in de interfaceprint en in de branderautomaat.
Vervang vervolgens eventueel de interfaceprint. Is de
storing nog niet verholpen, vervang dan de branderau-
tomaat.
4. Beide LED's knipperen. Dit duidt op een juiste wer-
king van de installatie.
Controleer de instellingen van de Honeywell-regeling.
Zie hiervoor de bij de regelaar behorende handleiding.
Afb. 24 Interfaceprint t.b.v. modulerende Honeywell-
regelaar
11.3 Storingen bij toestellen zonder een moduleren-
de regelaar
Bij storingen kunnen de volgende situaties optreden:
1.Er verschijnen geen cijfers op het toesteldisplay.
Controleer: - de voedingsspanning 230 V
- de zekeringen in de automaat.
2.Toestel komt niet in bedrijf (zonder storingsmelding):
Controleer of kamerthermostaat c.q. weersafhanke-
lijke regeling: - juist zijn aangesloten
- juist zijn ingesteld
- defect zijn.
3.Controleer de werking van het toestel door een draad-
brug aan te sluiten op de 16-polige klemmenstrook
X15 tussen de klemmen 1 en 2 (Tk aan/uit).
Komt het toestel in bedrijf?
- Ja, ga dan verder met par. 11.4.
- Nee, controleer de bedrading van de klemmen
strook.
Als deze goed is, vervang dan de branderautomaat.
11.4 Storingscodes
Bij een storingsmelding knipperen zowel het 'code'-
venster als het ' '-venster.
Zie voor een verklaring van de verschillende storings-
codes en de eventuele oorzaken, de tabel op de volgen-
de pagina.
Let op:
Voor het uitlezen van de laatst opgetreden storingen,
zie par. 6.4.8.
Belangrijk:
Noteer alvorens te resetten de storingscode nauwkeurig
(cijfers, inclusief knipperen en punten) en geef deze altijd
door bij vraag om ondersteuning. De storingscode is
belangrijk voor het correct en snel opsporen van de
aard van de storing.
36
Remeha
W40/60-m ECO