Draairichting van de motor
De fabrieksinstelling zorgt voor draaiing met de klok
mee als de uitgang van de frequentie-omvormer
als volgt is aangesloten:
Klem 96 aangesloten op U-fase.
Klem 97 aangesloten op V-fase
Klem 98 aangesloten op W-fase
De draarichting van de motor kan worden gewijzigd
door twee fasen van de motorkabel te verwisselen.
Parallelle aansluitingvan motoren
De VLT 6000 HVAC kan meerdere, parallel aangesloten
motoren besturen. Als de motoren verschillende
snelheden moeten hebben, dienen ze verschillende
nominale snelheden te hebben. De motorsnelheid
wordt simultaan gewijzigd, hetgeen betekent dat de
verhouding tussen de nominale motorsnelheden in het
gehele bereik gehandhaafd blijft. De totale stroom
die door de motoren wordt opgenomen, mag niet
groter zijn dan de maximale nominale uitgangsstroom
I
van de frequentieomvormer.
VLT,N
Als de motorvermogens sterk verschillen kunnen
er bij de start en bij lage snelheden problemen
86
®
VLT
Serie 6000 HVAC
optreden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat kleine
motoren een relatief grote ohmse weerstand hebben,
waardoor zij bij de start en bij lage snelheid een hogere
spanning vragen. In systemen waarin motoren parallel
zijn aangesloten, kan het elektronische thermische
relais (ETR) van de frequentieomvormer niet worden
gebruikt als motorbeveiliging voor de afzonderlijke
motor. Daarom dienen extra motorbeveiligingen
te worden toegepast, bijvoorbeeld thermistors in
iedere motor (of aparte thermische relais).
NB!:
Parameter 107 Automatische Motor
Aanpassing,, AMA en Automatische Energie
Optimalisatie,, AEO in parameter 101
Koppelkarakteristieken kunnen niet worden gebruikt
als de motoren parallel geschakeld zijn.
Koppelkarakteristieken
Zie Technische gegevens voor de correcte
kabeldoorsnede en kabellengte.
Volg altijd de nationale en lokale voorschriften
op voor de kabeldoorsneden.
NB!:
Als een niet-afgeschermde kabel wordt
gebruikt, wordt niet voldaan aan bepaalde
EMC-vereisten, zie EMC-testresultaten .
Als voldaan moet worden aan de EMC-specificaties
met betrekking tot emissie, moet de motorkabel
worden afgeschermd, tenzij anders is aangegeven
voor het betreffende RFI-filter. Het is belangrijk de
motorkabel zo kort mogelijk te houden om interferentie
en lekstromen tot een minimum te beperken.
De afscherming van de motorkabel dient te worden
aangesloten op de metalen behuizing van de
frequentieomvormer en op de metalen behuizing
van de motor. De afgeschermde verbindingen
moeten met een zo groot mogelijk oppervlak
(kabelklem) worden gemaakt. Dit wordt mogelijk
gemaakt door verschillende installatiesystemen in
de verschillende frequentieomvormers.
Montage met gedraaide kabeluiteinden (pigtails) dient
te worden vermeden, aangezien dit het afschermende
effect bij hoge frequenties teniet doet. Als het
noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om
een motorbescherming of motorrelais te installeren,
dient de afscherming te worden voortgezet met
de laagst mogelijke HFimpedantie.
MG.61.B3.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss