Afb. 4.1:
Aan de wand gemonteerde warmtepompmanager verwarmen
4.2
Aansluiting van elektronisch geregelde circulatiepompen
Elektronisch geregelde circulatiepompen hebben hoge
aanloopstromen die soms de levensduur van de warmte-
pompmanager kunnen verkorten. Daarom moet tussen de
uitgang van de warmtepompmanager en de elektronisch
geregelde circulatiepomp een koppelrelais geïnstalleerd
worden of is deze geïnstalleerd. Dit is niet vereist als de
toegestane bedrijfsstroom van 2 A en een maximale aan-
loopstroom van 12 A van de elektronisch geregelde cir-
culatiepomp niet overschreden wordt, tenzij er een uit-
drukkelijke vrijgave van de pompfabrikant is.
OPGELET
Het is niet toegestaan via een relaisuitgang meer dan een
elektronisch geregelde circulatiepomp te schakelen.
452114.69.05 · 03/2014 · Rei
Installatievoorschriften voor de installateur
WPM 5.0 - WPM 3.1
4 Elektrische aansluitingswerkzaamheden warmtepomp
N1
Regeleenheid
T1
Veiligheidstransformator 230 / 24 V AC
X1
Klemmenstrook
X11 Stekker moduleverbinding
X12 Stekker verbindingsleiding
regelaar - warmtepomp 230 V AC
X13.1Stekker verbindingsleiding
regelaar - warmtepomp < 25 V AC
X13.2Stekker verbindingsleiding
regelaar - warmtepomp < 25 V AC
OPMERKING
De gedetailleerde aansluitschema's bevinden zich in de
bijlage,Hoofdst. 2 .
OPMERKING
Er moeten tussen WPM 5.0 twee en drie
verbindingsleidingen geplaatst worden (< 25 V; = 230 V;
communicatieleiding EDV).
6