Opmerking: Specificeer het toegestane bereik van hellingen en de nominale dwarshelling. Alle
evaluaties van het vermogen om hellingen te nemen en zijdelings te klimmen zijn gebaseerd op de
veronderstelling dat de bovenste giek van de machine in de opgeklapte positie staat, volledig
neergelaten en ingeschoven is.
Rijd buiten de transportmodus niet met de bovenste giek uitgeschoven, tenzij op een gladde, stabiele
ondergrond. Rijd niet met de machine op hellingen of zijwaartse hellingen die de waarden
overschrijden die op het typeplaatje van de machine staan vermeld.
Rijd tijdens het werk niet op hellingen met een hellingshoek van meer dan 5 graden of op hellingen
met een hellingshoek van meer dan 3 graden.
Rijd niet op hellingen van meer dan 24 graden of op zijhellingen van meer dan 14 graden wanneer
deze is ingeklapt.
Bevestig de rijrichtingcontrole voordat u gaat rijden.
Wees vooral voorzichtig wanneer u achteruit rijdt en de hele tijd wanneer u met de hoogwerker
omhoog rijdt.
4.2.1.1 Vooruit en achteruit rijden
a)
Trek bij de bedieningselementen op de hoogwerker de noodstopschakelaar uit, start de
motor en activeer de voetschakelaar;
b)
Zet de rij-/stuurhendel in de stand vooruit of achteruit en houd deze ingedrukt
gedurende de gewenste rijtijd vooruit of achteruit.
Deze machine is uitgerust met richtingaanwijzers. Indicatoren op de hoogwerkerconsole geven aan dat de
bovenste giek zich boven de vooras bevindt (stuurwielen), de stuur- en rijbedieningshendels bewegen in
tegengestelde richting dan aangegeven op de machineplaatjes.
Als de indicator brandt, bedient u de rijfunctie als volgt:
a)
Controleer of de blauwe en gele pijlen op het hoogwerkerbedieningspaneel en op
het chassis compatibel zijn of niet, bevestig de rijrichting;
b)
Schakel de rijrichtingschakelaar in en los hem. Gebruik de hendel om indien nodig
binnen 5 seconden te bewegen.
4-2
Gebruiksaanwijzing