Gebruiksaanwijzing
Hoofdstuk 4. Bedieningsinstructie
4.1. Algemene informatie
De operator mag de machine alleen bedienen als:
Hij de principes van een veilige bediening van de machine in deze instructie heeft geleerd en
toegepast.
a)
Hij gevaarlijke situaties vermijdt;.
b)
Hij altijd controles uitvoert voordat hij met de werkzaamheden begint;
c)
Hij altijd een functionele test uitvoert voordat hij de machine start;
d)
Hij de werkplek controleert;
e)
Hij de machine enkel gebruikt in overeenstemming met de bestemming.
Basis:
Het hoofdstuk Bedieningsinstructie bevat instructies over elk aspect van de bediening van de machine. Het
is de verantwoordelijkheid van de bediener om alle veiligheidsregels en instructies in de bedienings-,
veiligheids- en verantwoordelijkheidsinstructies op te volgen.
Het is onzeker en gevaarlijk om de machine te gebruiken voor andere doeleinden dan het opheffen van
personeel, met gereedschappen en materialen, naar een werkplaats op grote hoogte.
De machine mag uitsluitend bediend worden door geschoolde en bevoegde medewerkers. Als wordt
verwacht dat meer dan één bediener de machine op verschillende tijdstippen in dezelfde dienst gebruikt,
moeten dit allemaal gekwalificeerde bedieners zijn en van allemaal wordt verwacht dat ze alle
veiligheidsregels en instructies in de bedienings-, veiligheids- en taakinstructieen opvolgen. Dit betekent
dat elke nieuwe bediener een inspectie voor het gebruik, functionele tests en een inspectie op het
werkterrein moet uitvoeren, alvorens met de machine aan de slag te gaan.
4.2. Bediening van de machine
4.2.1. 4.2.1 Bediening van het rijden
Het rijden wordt beperkt door twee factoren:
a)
Klimvermogen, dit is het percentage van de helling die de machine kan beklimmen;
b)
Laterale helling is de hellingshoek waarop de machine kan rijden.
4-1