■ Elektrische aansluitingen
Voor iedere ingreep dient de elektrische voeding
uitgeschakeld te worden.
• Eigenschappen van de elektrische voeding
De elektrische installatie moet worden uitgevoerd
conform de geldende regelgeving, en in het
bijzonder:
België: Algemeen Reglement voor Elektrische
installaties (AREI).
Voor
installaties
zonder
een
op
de
secundaire
scheidingstransformator gebruikt worden.
De elektrische aansluitingen mogen pas uitgevoerd
worden van zodra alle andere montagehandelingen
(plaatsing, hydraulische aansluiting, ...) gerealiseerd
zijn.
Let op!
De overeenkomst met de energieleverancier
moet voldoende zijn om niet alleen het vermogen
te dekken van de warmtepomp, maar tevens
de som van de vermogens van alle apparaten
die gelijktijdig kunnen werken. Wanneer het
vermogen onvoldoende is, neem dan contact op
met uw energieleverancier om het gecontracteerde
vermogen te herzien.
Gebruik nooit een stopcontact voor de voeding.
De WP moet direct worden gevoed (zonder
externe schakelaar) door separate bekabeling
die in de zekeringkast beschermd wordt door een
meerpolige aardlekschakelaar speciaal voor de
warmtepomp, curve C voor de buitenunit, curve C
voor de elektrische backup verwarming en sanitair
warm water (zie tabellen pagina 3).
De elektrische installatie moet verplicht zijn uitgerust
met een aardlekschakelaar van 30 mA.
Dit apparaat is voorzien om te werken op een
nominale spanning van 230 V +/- 10%, 50 Hz.
• Opmerkingen over de elektrische aansluitingen
Het is belangrijk de polariteit fase-nulleider te
respecteren bij de elektrische aansluiting.
Een stijve draad geniet de voorkeur voor vaste
installaties, met name in de bouw.
Zet de kabels vast met wartels zodat accidenteel
loskomen van de geleiders wordt voorkomen.
Een goede aarding en de continuïteit ervan zijn
absoluut noodzakelijk.
• Wartels
Om het juiste behoud van de voedingskabels
(laagspanning) en voelers (extra lage spanning)
te garanderen, is het van essentieel belang dat
de kabelwartels volgens de volgende specifi caties
worden aangedraaid:
Wartelmaat
Kabeldiameter
Aanhaalmoment
(mm)
(mm)
(contramoer)
(N.m)
PG7
1 tot 5
1,3
PG9
1,5 tot 6
3,3
PG16
7 tot 14
4,3
PG21
13 tot 18
5
• Aansluiting op de regelprinten
Verwijder de bijbehorende connector en voer de
aansluiting uit.
nulleider
moet
• Aansluiting op de klemmenborden met veren
wikkeling
geaarde
- Strip het uiteinde van de draad over ongeveer
12 mm.
- Duw de veer met een schroevendraaier in zodat
de draad in de connector kan worden ingevoerd.
- Schuif de draad in het voorziene gat.
Verwijder de schroevendraaier en controleer of de
draad vast zit in de connector door er aan te trekken.
Aanhaalmoment
dopmoer
(N.m)
1
2,6
2,6
4
Connector voorbekabelde bundel en/of schroefconnector
1
3
(* afhankelijk van de optie / afhankelijk van de
3
1
2
4
confi guratie)