Regeling van temperatuur sanitair water
Bedien de toetsen voor sanitair water
(detail 1 en 2 - fig. 1) om de temperatuur te variëren van minimaal 40°C
tot maximaal 55°C.
fig. 11
Regeling van de omgevingstemperatuur (met optionele omgevingsthermostaat)
Stel met behulp van de omgevingsthermostaat de voor de vertrekken gewenste temperatuur in. Als er geen omgevin-
gsthermostaat aanwezig is zorgt de verwarmingsketel ervoor dat het systeem op de ingestelde setpoint-temperatuur
aan de drukzijde van de installatie gehouden wordt.
Regeling van de omgevingstemperatuur (met optionele timerafstandsbediening)
Stel met behulp van de timerafstandsbediening de gewenste temperatuur voor de vertrekken in. De verwarmingsketel
stelt de temperatuur van het water in de installatie af op grond van de gewenste omgevingstemperatuur. Voor wat de
werking met timerafstandsbediening betreft, wordt verwezen naar de betreffende gebruikershandleiding.
Keuze Eco/Comfort
Het apparaat is uitgerust met een functie die zorgt voor een verhoogde snelheid van toevoer van warm sanitair water
en maximaal comfort voor de gebruiker. Wanneer het systeem actief is (modus COMFORT), wordt het water in de ketel
op temperatuur gehouden, waardoor er onmiddellijk warm water beschikbaar komt bij het openen van de kraan, wacht-
tijden worden zodoende vermeden.
Het systeem kan door de gebruiker (modus ECO) worden uitgeschakeld door op de toets
(detail 7 - fig. 1) te
drukken. Druk weer op de toets
(detail 7 - fig. 1) om de modus COMFORT te activeren.
Weersafhankelijke temperatuur
Wanneer de externe temperatuursonde (optioneel) wordt geïnstalleerd, wordt op het display van het bedieningspaneel
(detail 5 - fig. 1) de werkelijke, door de sonde gemeten buitentemperatuur weergegeven. Het regelsysteem van de ve-
rwarmingsketel werkt met "Weersafhankelijke Temperatuur"". In deze mode wordt de temperatuur van de verwarming-
sinstallatie gereguleerd overeenkomstig de externe weersomstandigheden, zodat gedurende het hele jaar verhoogd
comfort en energiebesparing wordt gegarandeerd. Namelijk bij toename van de buitentemperatuur wordt de uitgang-
stemperatuur van de installatie volgens een vastgestelde "compensatiecurve) verlaagd".
Bij regeling met Weersafhankelijke temperatuur wordt de temperatuur die ingesteld is met de verwarmingstoetsen
(detail 3 en 4 - fig. 1) de maximum uitgangstemperatuur van de installatie. Aanbevolen wordt om de maxi-
mumwaarde in te stellen, zodat het systeem bij het regelen gebruik kan maken van het gehele functioneringsbereik.
De verwarmingsketel moet tijdens de installatiefase door gekwalificeerd personeel worden afgesteld. Ter verhoging van
het comfort kan de gebruiker echter ook enige aanpassingen programmeren.
NL
31
cod. 3540H800 - 07/2007 (Rev. 00)