Alvorens de verwarmingsketel te ontsteken
•
De eventuele afsluitkleppen tussen de verwarmingsketel en de installaties openzetten.
•
Controleer of de gasinstallatie lekdicht is. Ga hierbij zorgvuldig te werk en gebruik een water met zeepoplossing om
eventuele lekken in de aansluitingen op te sporen.
•
Controleer of het expansievat (ref. sez. 4.4) goed voorbelast is
•
Vul de hydraulische installatie en zorg ervoor dat de verwarmingsketel en de installatie volledig ontlucht zijn door de
ontluchtingsklep op de verwarmingsketel en de eventuele ontluchtingskleppen op de installatie te openen.
•
Controleer of er geen waterlekken in de installatie, de circuits van het sanitaire water, de verbindingen of de verwar-
mingsketel zitten.
•
Controleer of de elektrische installatie goed is aangesloten en de aarding naar behoren is uitgevoerd
•
Controleer of de waarde van de gasdruk voor de verwarming overeenkomt met de vereiste waarde
•
Controleer of er zich in de buurt van de verwarmingsketel geen ontvlambare vloeistoffen of materialen bevinden
Controles tijdens de werking
•
Schakel het apparaat in zoals beschreven in sez. 1.3.
•
Controleer de lekdichtheid van het brandstofcircuit en van de waterinstallaties.
•
Controleer de doeltreffendheid van de afvoerleiding en de rookgas-luchtpijpen tijdens de werking van de verwarmin-
gsketel.
•
Controleer of de watercirculatie tussen de verwarmingsketel en de installaties correct verloopt.
•
Controleer of de standen van de gasklep correct zijn, zowel in de verwarmingsfase als in die van de productie van
sanitairwater.
•
Controleer of de ontsteking van de verwarmingsketel correct werkt door hem verschillende malen te ontsteken en
weer uit te zetten door middel van de omgevingsthermostaat of de afstandsbediening.
•
Verzeker u ervan dat het brandstofverbruik dat de gasmeter aangeeft overeenkomt met de waarden in de tabel met
technische gegevens op sez. 4.4.
•
Verzeker u ervan dat zonder vraag naar verwarming de brander toch correct aanslaat wanneer een kraan voor sa-
nitair warm water opengedraaid wordt. Controleer of de verwarmingscirculatiepomp uitgeschakeld wordt gedurende
de verwarmingsfunctie op het moment dat een warmwaterkraan wordt opengedraaid en of er naar behoefte sanitair
warm water wordt geleverd.
•
Controleer de correcte programmering van de parameters en programmeer het apparaat naar gelang persoonlijke
behoeften (compensatiecurves, vermogen, temperatuur).
3.3 Onderhoud
Periodiek onderhoud
Met het oog op langdurige goede werking van het apparaat moet het jaarlijks door gekwalificeerd personeel op de vol-
gende punten gecontroleerd worden:
•
De besturings- en veiligheidsinrichtingen (gasklep, doorstromingsmeter, thermostaten, etc.) moeten correct functio-
neren.
•
Het circuit voor rookafvoer moet optimaal functioneren.
(Verwarmingsketel met gesloten kamer: ventilator, drukschakelaar, etc. - De gesloten kamer moet lekdicht zijn: afdi-
chtingen, kabelklemmen etc.)
(Verwarmingsketel met open kamer: windvanger, rookthermostaat, etc.)
•
De lucht-rookgaspijpen en het eindstuk moeten vrij zijn van obstakels en geen lekken hebben
•
Brander en warmtewisselaar moeten schoon zijn, zonder afzettingen. Maak geen gebruik van chemische producten
of staalborstels om ze te reinigen.
•
De elektrode moet vrij zijn van afzettingen en correct zijn gepositioneerd.
•
De gas- en waterinstallaties moeten lekdicht zijn.
•
De waterdruk van de installatie moet in de ruststand circa 1 bar zijn; indien dit niet het geval is, de installatie naar
deze waarde terugbrengen.
•
De circulatiepomp mag niet geblokkeerd zijn.
•
Het expansievat moet gevuld zijn.
•
Het debiet en de druk van het gas moeten overeenkomen met de waarden die in de respectievelijke tabellen zijn
vermeld.
Ommanteling, paneel en sierelementen van de verwarmingsketel kunnen zonodig schoongemaakt worden
A
met een zachte doek, eventueel bevochtigd met water met zeepoplossing. Vermijd het gebruik van elke soort
schuurmiddel of oplosmiddel.
38
cod. 3540H800 - 07/2007 (Rev. 00)
NL