FD-6
Aansluiten van de verlichting en overige extra apparaten
Verwijder eventueel aanwezige diodes in de toevoerleidingen naar de
lampen. Kijk goed naar het aansluitplan fig. 1. Sluit de lampen en de
andere extra apparaten aan op de gewenste functie-uitgangen (X5 tot
X8). De toewijzing van de functie-uitgangen aan de functietoetsen
geschiedt tijdens het programmeren.
Wanneer de retourleiding van de aan te sluiten lampen of de aan te
sluiten extra apparaten al met de voertuigmassa is verbonden, is het
aansluiten daarmee gereed. Zoniet, dan sluit u de retourleidingen van
de lampen en de extra apparaten aan op de retourleiding voor alle
functies van de decoder (X3 of X4).
Om de decoderinstellingen bij aflevering te gebruiken worden de
verlichting en de extra apparaten als volgt aangesloten:
Verlichting voor: X8
Verlichting achter: X5
Extra apparaat schakelbaar met F1: X6
Extra apparaat schakelbaar met F2: X7
!
Let op:
Wanneer u verbruikers aan de retourleiding voor alle functies (punt X3 of
X4) aansluit, moet u de verbruiker isoleren. De verbruikers mogen geen
contact maken met de metalen delen van het voertuig. Kortsluitgevaar!
De functiedecoder kan bij het in bedrijf nemen worden beschadigd.
!
Let op:
De retourleiding voor alle functies (punt X3 of X4) mag in geen geval
worden verbonden met de voertuigmassa. Kortsluitgevaar! De
functiedecoder kan bij het in bedrijf nemen worden beschadigd.
Tip: De terugmelding aan de centrale is alleen mogelijk wanneer er
voldoende stroom kan vloeien. Daarom moet u voordat u begint met
het programmeren van de functiedecoder op minstens één uitgang een
verbruiker plaatsen met een hogere stroomafname. De benodigde
minimum waarde vindt u in de handleiding van uw centrale.
Nederlands
Pagina 61