28 II Ex
Gebruiksaanwijzing
Frequentiemetingen
Bij frequentiemetingen telt het product hoeveel maal per
seconde het signaal een bepaalde spanningsdrempel
overschrijdt.
Tabel 7 geeft een samenvatting van de triggerniveaus en
toepassingen voor frequentiemetingen in de bereiken van
de spannings- en stroommeetfuncties van het product.
Om de frequentie te meten, sluit u het product aan op de
bron van het signaal. Druk vervolgens op
E drukt, wordt de triggerflank tussen + en -
geschakeld, wat door het symbool links op het display
wordt aangegeven (zie afbeelding 9 onder 'Duty cycle').
Druk op
D
om de teller te stoppen of starten.
Het product stelt het bereik automatisch in op een van de
volgende vijf frequentiebereiken: 199,99 Hz, 1999,9 Hz,
19,999 kHz, 199,99 kHz en >200 kHz. Voor frequenties
onder 10 Hz wordt het display bijgewerkt met de
ingangsfrequentie. Onder 0,5 Hz kan het display instabiel
zijn.
30
Enkele richtlijnen voor frequentiemetingen zijn:
•
•
G
. Als u op
Als een meting 0 Hz laat zien of de meting instabiel
is, is het ingangssignaal misschien lager dan het
triggerniveau of benadert het dat niveau. Om deze
problemen te verhelpen, gaat u naar een lager
bereik, waardoor de gevoeligheid van het product
wordt verhoogd. In de functie hebben de lagere
bereiken ook lagere triggerniveaus.
Als een meetwaarde een veelvoud is van wat u
verwacht, wijst dit mogelijk op storingen in het
signaal. Vervorming kan tot meerdere triggers van de
frequentieteller leiden. Selecteer een hoger
spanningsbereik om de gevoeligheid van het product
te verlagen teneinde dit probleem te verhelpen. U
kunt als mogelijke oplossing ook een DC-bereik
instellen om het triggerniveau te verhogen.
Gewoonlijk is de laagste op het display weergegeven
frequentie de juiste.