De stelknoppen hebben pallen waarmee elke aangegeven
stand van de snijplaat telkens met 0,022 mm kan worden
veranderd.
Als het contact tussen de snijplaat en messenkooi te zwaar
wordt, moet u de messen van het maaidek wetten, de voorrand
van de snijplaat vernieuwen of de maai-eenheid slijpen om de
scherpe snijranden te krijgen die nodig zijn om met grote
precisie te kunnen maaien (zie de handleiding Slijpen van
Toro-maaimachines met messenkooien en roterende messen).
Zorg ervoor dat er altijd een licht contact tussen de snijplaat
en de messenkooi is. Als er geen licht contact is, zullen de
snijranden van de snijplaat/messenkooi zichzelf onvoldoende
slijpen. Dit zal ertoe leiden dat de snijranden na verloop van
tijd bot worden als gevolg van het gebruik. Als het contact
te zwaar is, zullen de snijplaat en de messenkooi sneller of
ongelijkmatig slijten en kan de maaikwaliteit achteruitgaan.
Als de messen van de messenkooi voortdurend tegen de
snijplaat aan lopen, zal er op het oppervlak van de voorste
snijrand van de snijplaat over de gehele lengte een lichte braam
ontstaan. U kunt braam verwijderen en de maaiprestaties
verbeteren door de voorrand af en toe te vijlen.
Na langdurig gebruik zal er uiteindelijk aan beide uiteinden
van de snijplaat een groef ontstaan. Deze groeven moet u
afronden of gelijk vijlen met de snijrand van de snijplaat ten
behoeve van een soepele werking.
Na verloop van tijd moet de schuinte
(Figuur
20) worden
bijgevijld, omdat deze slechts gedurende 40% van de
levensduur van de snijplaat meegaat.
Figuur 20
1. Invoerschuinte aan rechtereind van snijplaat
Maak de invoerschuinte niet te groot omdat hierdoor het gras
kluitjes kan gaan vormen.
13