•
Vul vaten niet in een machine of vrachtwagen of
op een oplegger met plastic afdekking. Zet ze op
de grond en uit de buurt van het voertuig wanneer
u ze gaat vullen.
•
Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen
voortdurend in contact is met de rand van de
brandstoftank of het brandstofvat. Haal werktuigen
uit de laadbak van de machine voordat u brandstof
bijvult. Vergrendel het vulpistool niet in de open
stand. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke
machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan
met behulp van een vulpistool.
•
Als de motor draait mag de brandstoftankdop niet
worden verwijderd en mag geen brandstof worden
bijgevuld.
•
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.
•
Niet tanken als de machine zich binnen bevindt.
•
Sla de machine en de brandstofhouder niet op
op plaatsen waar open vlammen, vonken of
waakvlammen (b.v. van een boiler of andere
toestellen) aanwezig kunnen zijn.
•
Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt
gemorst op uw kleding.
•
De tank niet te vol vullen. Plaats de
brandstoftankdop terug en draai deze goed aan.
Algemeen gebruik
•
De bestuurder en de passagier moeten op de stoel
blijven zitten als de machine in beweging is. De
bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met
beide handen vasthouden en de passagier moet
de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw
armen en benen te allen tijde binnen de machine.
•
Rij langzamer en maak geen scherpe bochten als
u een passagier meevoert. Denk eraan dat uw
passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen
of een bocht gaat maken, en mogelijk daarop niet
is voorbereid. Vervoer geen passagiers in de bak
of op de werktuigen.
•
Overbelast uw machine nooit. Op het naamplaatje
(dat zich onder de stoel bevindt) staat de
toelaatbare belading voor de machine. U mag de
werktuigen niet te zwaar beladen of het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de machine
overschrijden.
•
Wanneer u de motor start, moet u het volgende
doen:
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2.
Stel de parkeerrem in werking.
3.
Schakel de aftakas (indien aanwezig) uit en
zet de gashendel (indien aanwezig) in de
stand U
.
IT
4.
Controleer of de hydraulische hefhendel in
de middelste stand staat.
5.
Druk het rempedaal in.
6.
Raak met uw voet het gaspedaal niet aan.
7.
Draai het contactsleuteltje naar de stand
S
.
TART
•
Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan
dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van
de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel. Rij voorzichtig. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen te voorkomen dat de
machine kantelt of dat de bestuurder de controle
over de machine verliest:
– Ga zeer voorzichtig te werk, verminder de
snelheid van de machine en blijf op een
veilige afstand van zandkuilen, greppels,
sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein
waarvan de bodemomstandigheden of het
reliëf abrupte veranderingen vertonen.
– Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
– Ga voorzichtig te werk als u op een steile
helling werkt. In normale omstandigheden
moet u een helling in een rechte lijn op-
en afrijden. Verminder de snelheid van de
machine als u een scherpe bocht maakt of
draait op een helling. Draai indien mogelijk
nooit op een helling.
– Wees extra voorzichtig als u de machine
gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere
snelheden of als het zwaar belast is. Stoppen
kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is.
– Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet
het voertuig niet van de achteruitstand in de
vooruitstand of van de vooruitstand in de
achteruitstand voordat het voertuig volledig tot
stilstand is gekomen.
– Maak geen scherpe bochten en vermijd
abrupte manoeuvres en andere riskante
handelingen tijdens het rijden die ertoe kunnen
leiden dat u de controle over de machine
verliest.
– Als u de lading stort, mag u niemand achter de
machine laten staan en moet u voorkomen dat
iemand de lading op zijn voeten krijgt.
– Houd alle omstanders op een veilige afstand
van de machine. Voordat u achteruitrijdt, moet
u achterom kijken om er zeker van te zijn dat
er zich niemand achter de machine bevindt.
Rij langzaam achteruit.
– Let op het verkeer als u in de buurt van
een weg werkt of deze oversteekt. Verleen
altijd voorrang aan voetgangers en andere
machines. Geef altijd aan dat u afslaat, of
stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat
5