Onderhoud
aandrijfsysteem
De wielen en banden
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De
bandenspanning controleren.
Na de eerste 8 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien.
Om de 100 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien.
Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en afslijting van de
banden controleren.
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks
controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng
de banden op een spanning van 1,38 bar. Controleer de
banden ook op slijtage of schade.
Controleer na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de
100 bedrijfsuren of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai
de voorste en achterste wielmoeren aan tot 102-108 Nm.
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een
botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg
beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom
moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.
Toespoor van voorwielen
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn.
1. Vul de tank met ongeveer 331 liter water.
2. Controleer de banden en breng ze op spanning; zie
Bandenspanning controleren (bladz. 23).
3. U moet de spuitmachine een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen;
daarna moet u de machine minstens 3 m vooruit laten
rijden.
4. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de
wielen (Figuur 33).
Opmerking: De afstand aan de achterkant van de
voorwielen ter hoogte van de as moet worden gemeten
met behulp van een spanklem of een uitlijnmaat.
Gebruik dezelfde spanklem of uitlijnmaat om de
afstand aan de voorkant van de voorwielen ter hoogte
van de as te meten (Figuur 33).
De voorkant van de wielen moet 0 tot 6 mm dichterbij
staan dan de achterkant van de voorwielen.
1. Hart-op-hart-afstand –
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand –
voorkant wielen
3. Middellijn van as
5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt,
moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de
trekstangen losdraaien (Figuur 34).
1. Contramoer
6. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het
wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
Opmerking: De trekstangen moeten dezelfde lengte
hebben als u klaar bent.
7. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast
als de afstelling correct is.
8. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig
kan uitslaan.
46
Figuur 33
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm liniaal
Figuur 34
2. Spoorstang