Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Toro Multi Pro 1750 Gebruikershandleiding pagina 20

Verberg thumbnails Zie ook voor Multi Pro 1750:
Inhoudsopgave

Advertenties

Gaspedaal
Het gaspedaal (Figuur 8) biedt de bestuurder de mogelijkheid
de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het
pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat
opkomen, vermindert de snelheid van het machine en gaat de
motor stationair lopen.
1. Koppelingspedaal
2. Rempedaal
Koppelingspedaal
Het koppelingspedaal (Figuur 8) moet volledig worden
ingetrapt om te ontkoppelen als u de motor start of schakelt.
Laat het pedaal soepel opkomen als u hebt geschakeld om
onnodige slijtage van de versnelling en andere bijbehorende
onderdelen te voorkomen.
Belangrijk: Houd uw voet van het koppelingspedaal
tijdens het gebruik. U moet het koppelingspedaal
volledig laten opkomen omdat anders de koppeling
zal slippen hetgeen verhitting en slijtage veroorzaakt.
Gebruik nooit het koppelingspedaal wanneer u het
voertuig op een helling laat stoppen. Hierdoor kan
schade aan de koppeling ontstaan.
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen
of de snelheid verminderen (Figuur 8).
VOORZICHTIG
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de
vloer van de spuitmachine minder dan 2,5 cm
bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of
gerepareerd.
Figuur 8
3. Gaspedaal
Parkeerrem
De parkeerrem wordt bediend met een grote hendel links van
de bestuurdersstoel (Figuur 9). Stel de parkeerrem in werking
als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te voorkomen
dat de machine per ongeluk in beweging komt. Om de
parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel omhoog
en naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten,
moet u de hendel naar voren en omlaag duwen. Als u de
machine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem
in werking stellen en blokjes achter de wielen plaatsen om te
voorkomen dat de machine de helling afrolt.
1. Parkeerremhendel
Chokehendel
De chokehendel is een kleine knop achter de schakelhendel
(Figuur 7). Om een koude motor te starten, moet u de
chokeknop uittrekken. Nadat de motor is gestart, kunt u met
behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra
dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT. Als de motor
warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.
Schakelhendel
De schakelhendel (Figuur 7) heeft 5 standen: 3 snelheden
vooruit, neutraal en achteruit. De motor start pas als u de
schakelhendel in de neutraalstand hebt gezet.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Figuur 7), waarmee u de motor start
en afzet, heeft drie standen: Stop, Lopen en Start. Draai het
sleuteltje naar rechts op Start om de motor te starten en laat
het sleuteltje los en draaien op Lopen als de motor is gestart.
Draai het contactsleuteltje op Stop om de motor af te zetten.
Schakelaar van koplampen
De koplampen worden bediend met de tuimelschakelaar
(Figuur 7). Druk de schakelaar naar voren om de lampen te
ontsteken en naar achteren om ze te doven.
20
Figuur 9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

41188

Inhoudsopgave