4 5 4 Deurscha e aar
– Elke deurschakelaar mag slechts aan één koelag-
gregaat worden toegewezen.
– Op één koelaggregaat kunnen, parallelgescha-
keld, meerdere deurschakelaars worden aange-
sloten.
– De minimale doorsnede van de aansluitkabel
2
bedraagt 0,3 mm
bij een kabellengte van 2 m.
Het wordt aangeraden om een afgeschermde
kabel te gebruiken.
– De kabelweerstand naar de deurschakelaar mag
max. 50 Ω bedragen.
– De deurschakelaar mag alleen potentiaalvrij wor-
den aangesloten, zonder externe spanningen.
– Het contact van de deurschakelaar dient bij
geopende deur te zijn gesloten.
De lage veiligheidsspanning voor de deurschakelaar
wordt verzorgd door de interne voeding: stroom
ca. 30 mA DC.
Sluit de deurschakelaar aan op de klemmen 1 en
2 van de aansluitconnector.
4 5 5 Aa wi i ge
b t de f i
De flikkergrenswaarden van de norm EN 61 000-3-3
resp. -3-11 worden aangehouden wanneer de netim-
pedantie kleiner is dan ca. 1,5 Ω.
De gebruiker van het aggregaat dient evt. de aan-
sluitimpedantie te meten of contact op te nemen met
het betreffende energiebedrijf. Wanneer er geen
mogelijkheden zijn om invloed op de netimpedantie
uit te oefenen en er storingen bij gevoelige inge-
bouwde componenten (bijv. BUS) optreden, dan
dient er bijvoorbeeld een netsmoorspoel of een
inschakelstroombegrenzer voor het koelaggregaat
te worden geschakeld, die de inschakelstroom van
het koelaggregaat begrenst.
4 5 6 P te tiaa vereffe i g
Dient het apparaat wegens EMC-redenen te worden
aangesloten op de bij de klant aanwezige potentiaal-
vereffening, dan kan op het aansluitpunt van de po-
tentiaalvereffening (bevestigingspunten) bij dak-
montage-koelaggregaten een kabel met een grotere
nominale doorsnede worden aangesloten.
De aardlitze in de netaansluitkabel geldt volgens de
norm niet als potentiaalvereffeningsader.
Montage- en bedieningshandleiding Rittal koelaggregaat
4
4 6 E e trische i sta atie uitv ere
4 6 1 Busaa s uiti g
Via de seriële interface X2 kunnen bij toepassing van
meerdere koelaggregaten m.b.v. de buskabel (be-
stelnr. 3124.100) maximaal 10 koelaggregaten met
elkaar worden verbonden.
Let bij de koppeling op het volgende:
– Aan te sluiten koelaggregaten spanningsvrij
schakelen
– Voor toereikende elektrische isolatie zorgen
– Kabels niet parallel aan de voedingskabels leggen
– Op korte kabellengten letten
er
r
4 6 2 Aa s uiti g X3 v
Op X3 kan de interfacekaart (bestelnr. 3124.200)
worden aangesloten. Deze interface dient voor de
communicatie van systeemmeldingen in een PLC,
voor externe parametrering en bewaking of voor in-
tegratie in de gebouwencentrale.
tage e aa s uiti g
(a ee bi de
ppe i g va
aggregate
der i g
c
tr
er)
p er i g
Bij de elektrische signalen van de interface
X2 gaat het om lage spanningen (niet om
lage veiligheidsspanningen volgens
EN 60 335-1).
et p!
Bi het aatste s ave
de
ppe i g
ag de vergeb eve bus
va de Y abe 3124 100 i gee geva i
de i terface X3 va het
w rde gest
e !
r seri e i terface
eerdere
et e C
f rt
e aggregaat i
e aggregaat
11