4 Monteren
Montage in de tankiso-
latie
20
•
De pijpdiameter moet bij antenne-afmeting 40 mm (1½") minimaal
DN 40 resp. 1½" zijn
•
Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden gekozen
en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door looptijdver-
schuiving te compenseren.
•
Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk.
•
De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk
Constructieve eisen aan de bypass:
•
Materiaal metaal, pijp intern glad
•
Bij extreem ruwe binnenkant van de pijp een ingeschoven buis
(buis in buis) of een radarsensor met pijpantenne gebruiken.
•
Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van het polarisatievlak op
de pijp gelast.
•
Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm, bijv. bij gebruik van een
kogelkraan of tussenflenzen bij losse pijpstukken.
•
De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk overeenko-
men met de binnendiameter van de pijp.
•
Diameter moet constant zijn over de gehele lengte
Instrumenten voor een temperatuurbereik tot 250°C resp. tot 450°C
hebben een afstandsstuk tussen procesaansluiting en elektronica-
behuizing. Deze is bedoeld voor de thermische ontkoppeling ten
opzichte van de hoge procestemperaturen.
Informatie:
Het afstandsstuk mag slechts tot max. 50 mm in de tankisolatie
worden opgenomen. Alleen zo is een betrouwbare temperatuuront-
koppeling gegeven.
Fig. 13: Montage van het instrument in geïsoleerde tanks.
1
Elektronica behuizing
2
Afstandsstuk
3
Tankisolatie
VEGAPULS 66 • Vierdraads 4 ... 20 mA/HART
1
2
3