1D41, 1D42, 1D50, 1D81, 1D90
10
Opslag en verwijdering
10.1
Opslag van het apparaat
Veiligheidsinstructies
HATZ
GEVAAR
Levensgevaar als gevolg van het inademen van uitlaatgas-
sen.
In gesloten of slecht geventileerde ruimten kunnen de giftige uit-
laatgassen van de motor leiden tot bewusteloosheid en zelfs tot
de dood.
▪
Apparaat nooit gebruiken in gesloten of slecht geventileerde
ruimten.
▪
Uitlaatgassen niet inademen.
GEVAAR
Brandgevaar als gevolg van brandstof.
Gelekte of gemorste brandstof kan ontbranden door hete delen
van de motor en ernstig brandletsel veroorzaken.
▪
Alleen tanken met de motor uit.
▪
Nooit tanken in de buurt van open vuur of van vonken.
▪
Niet roken.
▪
Brandstof niet morsen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verontreiniging van het milieu als gevolg van
gemorste brandstof.
Brandstoftank niet te vol tanken en geen brandstof morsen.
▪
Uitlopende brandstof opvangen en verwijderen volgens de
plaatselijke milieuvoorschriften.
AANWIJZING
Veiligheidshoofdstuk in acht nemen!
De fundamentele veiligheidsinstructies in hoofdstuk 3 Veiligheid,
pagina 7 opvolgen.
Handleiding
Opslag en verwijdering
101