GEBRUIKSAANWIJZING LAAGDIKTEMETER PCE-CT 60
6.1.5 Reiniging van het meetoppervlak
Vóór de ijking van de meter, moet de sensor worden ontdaan van vetten, oliën en metalen splinters. De kleinste
hoeveelheid vuil kan de meting al beïnvloeden en het meetresultaat vervormen.
6.2 Speciale tips voor de kalibratie
De basis kalibratie die in de meter is opgeslagen moet alleen op gladde oppervlakken worden toegepast
(bijvoorbeeld op staal of aluminium).
In de eerste plaats kunt u de kalibratie modus via het menu veranderen (Menu ->Calibration -
>Enable). Op de display verschijnt „Cal n(of 1~2) Nul n(of y)". De "n" betekent, dat er geen overeenkomstige
kalibratie bestaat. De "y" betekent, dat er nulpuntskalibratie bestaat. De indicatie „CAL 1~2" betekent, dat er een
één- of tweepuntskalibratie bestaat. Wanneer u klaar bent met de kalibratie, raden wij aan de kalibratie in het
menu te desactiveren.
Voorbereiding van de kalibratie:
Zet de meter aan (op een afstand van minimum 10 cm van metalen voorwerpen)
Zet het kalibratiemonster en de ijkfolies klaar
Stel de meet modus in: Individuele of continue meting
6.2.1 Nulpuntskalibratie (de kalibratie mag niet geactiveerd worden)
Plaats de sensor snel verticaal op een ongecoat monster.
De display toont <x.xµm>. De procedure is anders in de individuele meet modus dan in de continue modus.
Hierover vindt u meer informatie in het hoofdstuk Werk modi. Verwijder vervolgens de sensor snel van het
monster (minimum 10 cm afstand).
Druk op de „ZERO" toets en hou deze ongeveer 1,5 seconde ingedrukt. De display toont nu 0.0µm. De
kalibratie is klaar.
Herhaal deze procedure een paar keer. Het kalibratiesysteem bewaart altijd de gemiddelde
waarde van de vorige kalibratie.
Opmerking: U kunt de oude nulpuntskalibratie in het menusysteem wissen voordat u een nieuwe opslaat. De
meter berekent altijd de gemiddelde waarde van de 5 laatste kalibraties. In het geval van meer dan 5 kalibraties,
vervangt de nieuwe kalibratiewaarde de oudste waarde. We raden aan om eerst een nulpuntskalibratie uit te
voeren voordat u met een meting begint.
6.2.2 Éénpuntskalibratie
Deze kalibratiemethode wordt aanbevolen voor hoge precisie metingen, metingen op kleine
voorwerpen en op getemperd laag gelegeerd staal.
Nulpuntskalibratie volgens hoofdstuk 6.2.1
Plaats het ijkfolie op het ongecoate monster, plaats daar de sensor op en verwijder hem weer wanneer de
meetwaarde zich heeft gestabiliseerd. Druk op de toets "Naar boven" (UP) of "Naar beneden" (DOWN) om
de weergegeven waarde met de waarde van het ijkfolie overeen te laten komen. De gekozen foliedikte
moet zo dicht mogelijk bij de verwachte meetwaarde liggen.
Herhaal de bovenstaande stappen een para keer. De gemiddelde waarde van de
kalibratieprocessen wordt berekend.
Voer nu de metingen uit en verwijder de sensor zodra de meetwaarde zich heeft gestabiliseerd.
Het zou noodzakelijk kunnen zijn om de kalibratie te wissen, bijvoorbeeld wanneer er een
verkeerde kalibratiewaarde wordt ingebracht.
MENU->delete (wissen)->delete group data (groepsgegevens wissen)
(NOTA: Alle gegevens worden gewist, de grenswaarden en de één- en tweepuntskalibraties.
Alleen de nulpuntskalibraties worden bewaard).
Stelt de standaard kalibratiewaarden weer in voor gebruik op vlakke oppervlakken.
Opmerking: De meter stelt de gemiddelde waarde van de laatste 5 metingen vast. In het geval van meer dan 5
kalibraties, vervangt de nieuwe kalibratiewaarde de oudste waarde. Druk op de toets "Naar rechts" (5), om de
13