7 Sensor met display- en bedieningsmodule in bedrijf stellen
Bediening blokkeren
54
Met dit menupunt beschermt u de sensorparameters tegen onge-
wenste en onbedoelde veranderingen.
Om bij de parametrering in een onveilige bedieningsomgeving moge-
lijke fouten te vermijden, wordt een verificatiemethode gebruikt, waar-
mee het mogelijk is, parametreerfouten betrouwbaar af te dekken.
Hiervoor moeten veiligheidsrelevante parameters voor het opslaan in
het instrument worden geverifieerd.
Bovendien is het instrument ter beveiliging tegen onbedoelde of on-
bevoegde bediening in de normale bedrijfstoestand geblokkeerd voor
parameterveranderingen.
1. PIN invoeren
Het instrument wordt in vergrendelde toestand uitgeleverd. De PIN bij
uitlevering is "0000".
2. Tekenreeksvergelijking
Daarna moet u een tekenreeksvergelijking uitvoeren. Dit is bedoeld
als controle van de tekenweergave.
Bevestig, dat beide tekenreeksen gelijk zijn. De verificatieteksten
worden in Duits en bij alle andere menutalen in Engels getoond.
3. Serienummerbevestiging
Daarna bevestigt u, dat het serienummer van uw instrument correct
is overgenomen. Dit is bedoeld als controle van de instrumencommu-
nicatie.
4. Parameter verifiëren
Alle veiligheidsrelevante parameters moeten na een verandering
worden geverifieerd:
•
SIL-parameter 1: zero-inregeling
•
SIL-parameter 2: secondary aan/uit
•
Niet-SIL-parameter 1: meetwaardeweergave
•
Niet-SIL-parameter 2: weergavewaarde 1, eenheid van de toepas-
sing
•
Niet-SIL-parameter 3: taal van de menu's
•
Niet-SIL-parameter 4: verlichting
Bevestig opeenvolgend de gewijzigde waarden.
VEGADIF 85 • 4 ... 20 mA/HART SIL