Stroomuitgang
Stroomuitgang (modus)
Stroomuitgang (min./
max.)
VEGADIF 85 • 4 ... 20 mA/HART SIL
7 Sensor met display- en bedieningsmodule in bedrijf stellen
procentuele meetwaarde en de procesgrootheid aan. De linearisatie
geldt voor de meewaardeweergave en de stroomuitgang.
Bij doorstroommeting en keuze "Lineair" zijn de weergave en de uit-
gang (procentuele waarde/stroom) lineair met de "verschildruk". Dit
signaal kan bijv. naar een flowcomputer worden gestuurd.
Bij doorstroommeting en keuze "Vierkantswortel" zijn weergave
en uitgang (procentuele waarde/stroom) lineair met de "Doorstro-
ming".
2)
Bij doorstroming in twee richtingen (bidirectioneel) is ook een
negatieve verschildruk mogelijk. Hiermee moet al in menupunt "Min.
inregeling doorstroming" rekening worden gehouden.
Opgelet:
Bij toepassing van de betreffende sensor als onderdeel van een over-
vulbeveiliging conform WHG moet op het volgende worden gelet:
Wanneer een linearisatiecurve wordt gekozen, dan is het meetsignaal
niet meer altijd lineair met het niveau. Hiermee moet de gebruiker
rekening houden, in het bijzonder bij de instelling van het schakelpunt
op de grenswaardesignalering.
In de menupunten "Stroomuitgang" bepaalt u alle eigenschappen van
de stroomuitgang.
Bij instrumenten met geïntegreerde extra stroomuitgang worden de
eigenschappen voor elke stroomuitgang individueel ingesteld. De
volgende beschrijvingen gelden voor beide stroomuitgangen.
In het menupunt "Stroomuitgang modus" bepaalt u de uitgangskarak-
teristiek en het gedrag van de stroomuitgang bij storingen.
De fabrieksinstelling is uitgangskarakteristiek 4 ... 20 mA, de sto-
ringsmodus < 3,6 mA.
In het menupunt "Stroomuitgang Min./Max." bepaalt u het gedrag van
de stroomuitgang tijdens bedrijf.
De fabrieksinstelling is min.-stroom 3,8 mA en max.-stroom 20,5 mA.
Het instrument gaat uit van een nagenoeg constante temperatuur en stati-
2)
sche druk en berekent via de vierkantswortel-karakteristiek de doorstroming
uit de gemeten verschildruk.
53