7 Sensor en Modbus-interface met PACTware in bedrijf stellen
Via PC via RS 485-kabel
Via Modbus-RTU
42
Ga op de menubalk van de DTM naar de lijstpijl naast het symbool
voor " Steeksleutel". Kies het menupunt " Adres in instrument veran-
deren" en stel gewenste adres in.
Kies in de instrumentcatalogus onder " Driver" de optie " Modbus
serial". Dubbelklik op deze driver en neem deze zo in de projectboom
op.
Ga naar de instrumentmanager op uw PC en bepaal op welke COM-
poort de USB-/RS 485-adapter is aangesloten. Ga naar het symbool
" Modbus COM." in de projectboom. Kies met de rechtermuisknop
" Parameter" en start de DTM voor de USB-/RS 485-adapter. Voer
onder " Basisinstelling" het COM-poortnummerr uit de instrumentma-
nager in.
Kies met de rechtermuisknop " Overige functies" en " Instrument
zoeken". De DTM zoekt de aangesloten Modbus-deelnemers en
neemt deze in de projectboom op. Ga in de projectboom naar het
symbool voor de Modbus-gateway. Kies met rechtermuisknop "
parameter", dan " Online-parametrering" en start zo de DTM voor de
Modbus-elektronica.
Ga op de menubalk van de DTM naar de lijstpijl naast het symbool
voor " Steeksleutel". Kies het menupunt " Adres in instrument veran-
deren" en stel gewenste adres in.
Ga daarna weer naar het symbool " Modbus COM." in de pro-
jectboom. Kies met de rechtermuisknop " Overige functies" en "
DTM-adressen veranderen". Voer hier het gewijzigde adres van de
Modbus-gateway in.
Het instrumentadres wordt in het registernr. 200 van het holding regis-
ter ingesteld (zie hoofdstuk " Modbus-register" van deze handleiding).
De procedure hangt af van de betreffende Modbus-RTU en de confi-
guratietool.
7.4
Parametergegevens opslaan
Het verdient aanbeveling de parameters via PACTware te documen-
teren resp. op te slaan. Deze kunnen daardoor nogmaals worden
gebruikt en staan voor servicedoeleinden ter beschikking.
VEGABAR 86 • Modbus- en Levelmaster-protocol