Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

• Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt het
licht gemeten en wordt de belichting bepaald.
• Wanneer het onderwerp zich buiten het AF-veld bevindt en u
N (spotmeting) wilt gebruiken, richt u de camera op het onderwerp en
drukt u de ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te
zetten. Bepaal de beelduitsnede opnieuw en druk de ontspanknop
helemaal in.
• Of de automatische belichting wordt aangepast, is afhankelijk van de
geselecteerde opnamestand. Zie "Beschikbare functies voor elke
opnamefunctie" (p.200) voor details.
• Als u de instelling [Autom. belicht.] vaak wijzigt, kunt u tijd besparen
door deze toe te wijzen aan de Groene toets (p.110).
3
De instelling van de automatische belichting opslaan 1p.116

De gevoeligheid instellen

U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast door de camera.
Auto
(Gevoeligheid 64 - 800)
64
100
200
400
800
1600
3200
6400
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Gevoeligheid] met de vierwegbesturing
(23).
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
102
Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder
ruis. Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij slechte
lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera slechts een
beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben. Opnamen kunnen
echter wel ruis (vlekken) bevatten.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave