REMKO GPC
Rookgasaansluiting
De apparaten werken met een gesloten verbrandingscircuit.
De ventilator bevindt zich voor de warmtewisselaar.
De rookgasafvoer resp. de toevoer voor
verbrandingslucht moet met inachtneming van
de desbetreffende lokale voorschriften gepland
en uitgevoerd worden.
Een installatie aan de buitenwand moet bovendien
voor de start van de montage met een regionale
meester-schoorsteenveger worden afgestemd.
De classificatie van de verschillende
installatievarianten gebeurt conform de Europese
norm EN 1020 resp. DVGW-TRGI richtlijn 2008
en is in de af fabriek geleverde uitvoering onderdeel
van de EG-goedkeuring.
Er mogen alleen toegestane buizen en eindstukken
worden gebruikt. De eindstukken van de leidingen
voor toevoerlucht en rookgas moeten zo uitgevoerd
zijn, dat er geen kogel met een minimale doorsnede
van 12 mm het systeem kan binnendringen.
Montage van de eindstukken
De luchtverwarmers van de serie GPC zijn in het
achterste en bovenste deel van de branderkast met
openingen voor de aanzuiging en rookgasleiding
uitgerust. Afhankelijk van de installatiewijze kunnen
de eindstukken achter of boven aangebracht resp.
verplaatst worden.
De eindstukken zijn af fabriek aan de achterzijde van
het apparaat gemonteerd. Als de bovenste openingen
noodzakelijk zijn, moeten de verbindingen aan
de achterzijde gedemonteerd worden, en moeten het
deksel en de afdichting van de bovenste openingen
er worden afgeschroefd. Vervolgens de bocht van
90° binnenin de branderkast in de overeenkomstige
richting draaien. De eindstukken op de gewenste
positie aanbrengen en het deksel en de afdichtingen
op de niet gebruikte plaatsen vastschroeven. Let
erop dat de afdichting van de branderkast en vooral
de rookgasleiding is gegarandeerd.
Montage van de afdichtingen van de eindstukken
Voor de afdichting van de eindstukken voor
de rookgasleiding en de leiding voor frisse lucht zijn
er twee afdichtingen meegeleverd. Deze worden voor
de correcte afdichting op de eindstukken van
de GPC-apparaten gestoken.
LET OP
Het gebruik van kunststof rookgasleidingen
is verboden.
22
Omdat de verwarmingsautomaten GPC
condenserende apparaten zijn, moet voor
de rookgasleiding het volgende materiaal worden
gebruikt:
aluminium met een wandsterkte van minimaal
■
1,5 mm.
RVS met een wandsterkte van 0,6 mm of sterker
■
met een koolstofgehalte onder 0,2 %.
Om te voorkomen dat er rookgassen uittreden,
mogen er alleen buizen en afdichtingen gebruikt
worden, die geschikt zijn voor temperaturen tussen
25 °C en 210 °C.
De apparaten zijn in detail voor de volgende
varianten geclassificeerd:
B23/C13/C33/C43/C53/C63
De installatie van de rookgas- en toevoerbuizen
kan op verschillende manieren worden uitgevoerd.
Bijv. gastoestel type B:
Het verbrandingscircuit is in tegenstelling tot
de omgeving waarin het geïnstalleerd is, niet dicht.
De verbrandingslucht wordt direct uit de
opstellingsruimte gehaald.
Deze variant mag alleen in ruimtes worden
geïnstalleerd, die minimaal over een deur of een raam
met toegang tot de open lucht beschikken, en die
een ruimte-inhoud van minimaal 4 m³ per kW totaal
nominale verwarmingsvermogen van het apparaat
hebben; of over een naar de open lucht leidende
verbrandingsluchtopening van minimaal 150 cm²
of twee openingen met een
diameter van 75 cm² beschikt.
Bijv. gastoestel type C:
Het verbrandingscircuit is dicht in tegenstelling tot
de omgeving waarin het is geïnstalleerd.
De verbrandingslucht wordt van buitenaf aangevoerd.
De apparaten mogen alleen met geschikte
rookgasleidingen worden gebruikt.
De af fabriek als toebehoren leverbare componenten
voldoen standaard aan alle eisen.
LET OP
Indien er geen eindstukafdichtingen worden gebruikt,
bestaat er een hoog risico op het binnendringen
van rookgas in de te verwarmen ruimte.