Er zijn verschillende manieren om te activeren via remote aan / uit: Gebruik modi van het aan-uit systeem:
• AAN wanneer de L- en H-klemmen met elkaar zijn verbonden via een schakelaar of relaiscontact
• AAN wanneer de L-terminal is verbonden met de accu minpool (VL < 3,5 V)
• AAN wanneer de H-klem hoog is (2,9 V < VH < Vbat)
Algemene remote klem controle
1.
Controleer of de connector met draadlus aanwezig is.
2.
Controleer of de connector volledig is ingestoken.
3.
Controleer of de draadlus elektrisch contact maakt.
4.
Houd er rekening mee dat als een extern apparaat is aangesloten op de remote klem, de draadlus is verwijderd en een of
twee draden aangesloten zullen worden tussen de remote connector en het externe apparaat.
9.2.5. De lader is uitgeschakeld
Controleer de VictronConnect-app om er zeker van te zijn dat de lader is ingeschakeld.
9.2.6. PV-spanning te laag
De PV-lader zal beginnen met laden wanneer het PV-spanning 5 V hoger is dan het accuspanning. Zodra het laden begonnen is,
moet het PV-spanning 1 V hoger blijven dan het accuspanning om te blijven laden.
Controleer het PV- en accuspanning
WAARSCHUWING: Afhankelijk van het PV-lader model kan de PV-spanning tot 450 Vdc zijn.
Spanningen boven 50 V worden meestal gezien als gevaarlijk. Raadpleeg uw plaatselijke elektrische
veiligheidsvoorschriften voor de exacte voorschriften. Alleen een gekwalificeerde technicus mag werken met
gevaarlijke spanningen.
1.
Gebruik de VictronConnect-app, een PV-laderbeeldscherm of een GX-apparaat om het accuspanning en PV-spanning te
controleren.
2.
Als de bovenstaande stap niet mogelijk is, meet dan het accu- en PV-spanning aan de PV-laderklemmen met behulp van een
multimeter.
Pagina 47
MPPT zonnelader handleiding
Remote connector met draadlus
VictronConnect lader in- / uitschakelinstelling
Probleemoplossing en ondersteuning