Sensorinstelling
SEnS (displayweergave sensorinstelling)
MO DI MI DO FR SA SO
Voorinstelling
0,0 K
Voor de sensorinstelling moeten stabiele
temperatuurwaarden beschikbaar
zijn. Bovendien moet de sensor bij
gebruikelijke omgevingstemperaturen
van ca. 20 °C ingesteld worden.
Om een deskundige
temperatuurregeling te kunnen
uitvoeren, moeten de werkelijke
temperatuur die het apparaat toont en
de temperatuur op de sensor (te meten
met een geschikte temperatuurmeter)
bekend zijn.
Onder het menupunt SEnS kan dan het
verschil tussen deze twee waarden binnen
de grenzen van ± 3,0 K ingesteld worden.
Voorbeeld:
Op het apparaatdisplay wordt 20,7 °C
getoond.
De temperatuurmeter geeft de temperatuur
voor de sensor aan met 19,9 °C.
Onder het menupunt SEnS moet dan –
0,8 ingesteld worden.
AANWIJZING
De nauwkeurigheid van
de temperatuurmeting is afhankelijk
van de leidinglengte en doorsneden.
(Zie tabel op pagina 15)
Toetsblokkering
Loc (Toetsblokkering)
Grenzen
± 3,0 K
De toetsblokkering voorkomt
ook dat de dagtemperatuur
en de nachttemperatuur met
de draaiknoppen veranderd kunnen
worden.
Na het verwijderen van de
toetsblokkering wordt een tijdelijke
veranderde dag- of nachttemperatuur
overgenomen. Het deactiveren van
de toetsblokkering gebeurt door
6 seconden lang op de PROG-knop
te drukken.
De actieve toetsblokkering wordt
getoond via de indicator met het
sleutelsymbool.
MO DI MI DO FR SA SO
Voorinstelling
oFF
(inactief)
Alternatief
on
(actief)
11