Belichtingscorrectie
Gebruikte bedieningsknoppen
Met belichtingscorrectie kunt u de belichting aanpassen met maximaal ±5LW in stappen van
1
/
LW,
3
om de foto lichter of donkerder te maken. Deze functie is alleen beschikbaar in de standen P, S en A en
werkt het beste in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (
45). Als vuistregel geldt
dat een positieve belichtingscorrectiewaarde moet worden gebruikt wanneer het hoofdonderwerp
donkerder is dan de achtergrond, en een negatieve waarde wanneer het hoofdonderwerp lichter is
dan de achtergrond.
De belichtingscorrectiewaarde wordt weergegeven in de opname-infor-
matieweergave. U kunt terugkeren naar de normale belichting door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0. Bij het uitzetten van de camera
wordt de belichtingscorrectie niet teruggezet.
–1LW
Geen belichtingscorrectie
+2LW
De knop
U kunt de belichtingscorrectie ook aanpassen door op de knop
te drukken en
aan de instelschijf te draaien tot de gewenste waarde in de zoeker of de opname-
informatieweergave verschijnt (alleen in de standen P, S en A). Rechts ziet u een
voorbeeld van de zoekerweergave.
–0.3LW
+2.0LW
47
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting