Naslaginformatie
Dit hoofdstuk borduurt voort op de Instructies en beschrijft verdere opname- en weergaveopties.
Meer over fotografie (alle standen):
De opname-informatieweergave gebruiken
Bewegend onderwerp fotograferen of handmatig
scherpstellen
Beeldkwaliteit en -formaat instellen
Maak opnamen een voor een, in series, of met behulp
van zelfontspanner of afstandsbediening
De ingebouwde flitser gebruiken
ISO-gevoeligheid verhogen wanneer er weinig licht is
De standaardinstellingen terugzetten
De standen P, S, A en M:
De camera sluitertijd en diafragma laten bepalen
Beweging bevriezen of onscherp weergeven
Bepalen of u voorwerpen op de achtergrond onscherp
wilt hebben
Sluitertijd en diafragma handmatig instellen
Lichtmeetmethode kiezen, belichting vergrendelen,
belichting en flitsopbrengst corrigeren
Kleuren natuurlijker maken
Foto's maken onder ongebruikelijke lichtomstandighe-
den
Zie de Menugids voor informatie over andere handelingen die alleen kunnen worden uitgevoerd in de standen P, S,
A en M, zoals het aanpassen van de verscherping, het contrast, de kleurverzadiging en de kleurtoon ('Beeld optima-
liseren';
68, 69).
Meer over foto's weergeven:
Foto's met de camera bekijken
Zie de Menugids voor andere weergaveopties (
Aansluiten op een computer, printer of televisie:
Foto's naar een computer kopiëren
Foto's printen
Foto's op televisie bekijken
22
39
50
65-67).
De opname-informatieweergave:
Beeldkwaliteit en -formaat:
Gebruik van de ingebouwde flitser:
Reset met twee knoppen:
Stand P (Programma-automatiek):
Stand S (Sluitertijdvoorkeuze):
Stand A (Diafragmavoorkeuze):
Belichtingsstand M (Handmatig):
Foto's met de camera bekijken:
55
Aansluiten op een computer:
Foto's op televisie bekijken:
22
Scherpstelling:
23
29
Opnamestand:
32
34
ISO-gevoeligheid:
37
38
40
41
42
43
Belichting:
45
Witbalans:
49
50
55
Foto's printen:
57
62
21
Naslaginformatie