3.3
Bevestiging betonnen sokkel / stalen sokkel
3.3.1
Bevestiging betonnen sokkel met ankerstangen M16 (oude uitvoering)
AB 2.
Vastheid van het onderbeton controleren (min. B25).
AB 3
Opstellingsvlak voor de sokkel op vlakheid controleren! Indien nodig met compensatiemortel een
voegenvrij standoppervlak van de poten maken. (Bij de betonnen sokkel kunnen aanwezige voe-
gen alternatief met vloeibare mortel via de bevestigingsboringen opgevuld worden)
Zie afbeelding 2.
AB 4.
Bevestigingsgaten boren, uitborstelen en uitblazen. Zie afb. 3a,b. Hiervoor met de juiste boorha-
mer ø 18 mm - door de gaten in de betonnen voet - tot diepte maat „T" = 215 mm, (zie afb. 4)
boren. Boringen goed uitblazen.
LET OP
Bij toepassing van een diamantkernboor moet de wand van de boring met hiervoor
geschikt gereedschap ruw gemaakt worden!
De veiligheidsinstructies op de verpakking resp. op de bijsluiter van de fabrikant van de mortelpatro-
nen moeten in acht genomen worden!
AB 5.
Elk 2 mortelpatronen in de schone en droge boring steken (zie afbeelding 3c).
Draag een veiligheidsbril!
AB 6.
Ankerstang M 16 met klopboor (met ingeschakelde hamerfunctie) tot de grond van het boorgat en
tot het vrijkomen van de kleefmortel aan de bovenkant van de sokkelboring indraaien (zie afbeel-
ding 3d). Daardoor wordt veiliggesteld dat de ringspleet (zie afbeelding 4/4) geheel wordt opge-
vuld.
LET OP
Let op de volledige opvulling van de ringspleet ook in de verbindingsopningen van
de betonnen sokkel. (zie afb. 4). Plaatsingsgereedschap voorzichtig losnemen! De
ankerstangen pas na afloop van de uithardingstijd „t cure" (zie tabel hierna) belasten.
Beschadigde of lekke mortelpatronen mogen niet gebruikt worden. Het houdbaar-
heidsdatum van de mortelpatronen moet in acht genomen worden!
NL 5670-01
Afb. 2 Betonnen sokkel - vlak standoppervlak maken
9