Om bijv. bij oneffen reservoirbodems een veilige installatie te garanderen moeten de volgende maatre-
gelen worden genomen:
•
Na de positionering van de betonnen of stalen sokkel en vóór het bevestigen met pluggen moet er gecon-
troleerd worden (bijv. met een waterpas) of hij t.o.v. de buisdoorvoering van het gemonteerde koppelingsstuk
verticaal is uitgelijnd.
•
Indien nodig moet de betonnen of stalen sokkel resp. het koppelingsstuk vóór het bevestigen met pluggen
navenant uitgelijnd worden. Indien dit niet mogelijk is, kan eventueel ook een enigszins schuine stand van de
geleidebuis geaccepteerd worden. De as van de geleidebuis moet dan echter in één lijn staan met de as
van de buisgeleiding van het koppelingsstuk! De geleidebuis en de buishouder moeten zodanig gemon-
teerd worden dat de geleidebuis in geen enkel geval verspannen wordt of in de buisgeleiding van het koppe-
lingsstuk klem raakt. Alleen dan kan de juiste werking gegarandeerd worden.
De maximaal toegestane lasten bij toepassing van het ABS hijsapparaat 5 kN moeten in acht ge-
nomen worden. (Zie typeplaatje hijsapparaat en de tabel hierna). De zware betonnen sokkels mogen
alleen met geschikt en voldoende gedimensioneerd hijsapparatuur opgetild en neergelaten worden!
De betonnen sokkels in variant B (zonder gemonteerd koppelingsstuk) kunnen met (3 stuks) passende
ringbouten of aanslaglussen aan de vrijstaande M20 draadeinden worden bevestigd.
6
Afb. 1 Stromingsrichting
NL 5670-01