3.3.2
Bevestiging betonnen sokkel met wapening D=14, L=220 (nieuwe uitvoering)
AB 8.
Vastheid van het onderbeton controleren (min. B25).
AB 9.
Opstellingsvlak van de sokkel op vlakheid controleren! Indien nodig met compensatiemortel een
voegenvrij standoppervlak van de poten maken. (Bij de betonnen sokkel kunnen aanwezige voe-
gen alternatief met vloeibare mortel via de bevestigingsboringen opgevuld worden)
Zie afbeelding 2.
AB 10.
Boordiepte instellen (zie afb. 5a). Diepte maat „T" = 215 mm boren, (zie afb. 7).
AB 11.
Bevestigingsgaten boren, uitborstelen en uitblazen. (Zie afb. 5b,c,d). Hiervoor met de juiste boor-
hamer ø 18 mm - door de gaten in de betonnen voet - tot diepte maat „T" = 215 mm boren.
Vervolgens evt. aanwezig water uit het boorgat verwijderen. Boringen goed uitblazen.
Afb.5a Boordiepte
instellen
LET OP
Bij toepassing van een diamantkernboor moet de wand van de boring met hiervoor
geschikt gereedschap ruw gemaakt worden!
De veiligheidsinstructies op de verpakking resp. op de bijsluiter van de fabrikant van de mortelpatro-
nen moeten in acht genomen worden!
AB 12.
Met de mortel (HIT-RE 500/SD/330/1) de schone en droge boring opvullen (zie afb. 6a) tot aan de
onderrand van de boring in de sokkel.
Draag een veiligheidsbril!
AB 13.
Wapening tot aan de bodem van de boring en tot het vrijkomen van de mortel aan de bovenrand
van de sokkelboring plaatsen (zie afb. 6b/c). Daardoor wordt veiliggesteld dat de ringspleet
(zie afb. 7/4) geheel wordt opgevuld.
NL 5670-01
Afb. 5b Bevestigings-
gaten boren
Afb. 5c Boring uitblazen
Afb. 5d Boring uitbor-
stelen
11