.
• Hef het platform niet en rijd niet met het platform omhoog
op of nabij een hellende, ongelijke of zachte ondergrond.
Zorg dat de machine op een stevige, horizontale en gelijk-
matig ondersteunde ondergrond staat voordat het plat-
form wordt geheven of met het platform omhoog wordt
gereden.
• Controleer de toegestane capaciteit van het oppervlak
alvorens op vloeren, bruggen, trucks en andere opper-
vlakken te rijden.
• Overschrijd nooit de maximale belasting die op het plat-
form staat aangegeven. Zorg dat alle ladingen binnen het
platform blijven, tenzij toestemming is verkregen van JLG.
3122607
HOOFDSTUK 1 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN
• Houd het chassis van de machine op een afstand van
minstens 0,6 m (2 ft) van kuilen, oneffenheden, steile hel-
lingen, obstakels, afval, bedekte kuilen en andere moge-
lijke gevaren op de grond.
• Probeer nooit de machine als hijskraan te gebruiken.
Bevestig de machine niet aan nabijgelegen constructies.
Bevestig nooit draad, kabels of soortgelijke artikelen aan
het platform.
• Bedien de machine niet bij windsnelheden hoger dan de
maximaal toelaatbare windsnelheid.
• Bedek de zijkanten van het platform niet en draag geen
voorwerpen met een groot oppervlak wanneer buiten
wordt gewerkt. Door dergelijke voorwerpen wordt de
machine meer aan de wind blootgesteld.
• Vergroot het platform niet met niet-toegestane verleng-
stukken of toevoegingen.
• Als de schaararmen of het platform vastzitten zodat één of
meer wielen van de grond zijn, moet iedereen van de
machine worden gehaald voordat getracht wordt de
machine los te krijgen. Hijskranen, vorkheftrucks en ander
geschikt materieel moeten worden gebruikt om de
machine te stabiliseren en personen van het platform te
halen.
Gevaar voor beknelling en botsing
• Alle machinisten en grondpersoneel moeten een goedge-
keurde helm dragen.
– JLG Hoogwerker –
1-7