Liquiline CM442/CM444/CM448
• Uitgangen en relais krijgen als identificatie hun functie, dus bijv. "Stroomuitgang", en worden daarna
in oplopende volgorde met slot- en poortnummer gemarkeerd
Voorbeeld, → å 3:
– Aanwijzing "Stroomuitgang 2:1" betekent:
Slot 2 (bijv. module AOR) : poort 1 (stroomuitgang 1 van de module AOR)
• Ingangen worden in oplopende volgorde "Slot;poortnummer" aan meetkanalen toegekend
Voorbeeld:
– Aanwijzing "CH1: 1:1 pH Glas" betekent:
Kanaal 1 (CH1) is Slot 1 (basismodule) : poort 1 (ingang 1) en daar is een pH-glassensor aangesloten
De eenduidige klemidentificatie resulteert dan uit:
Slot-nr. : poortnr. : klem
3.3.2 Aansluitschema
Voorbeeld voor het opstellen van een aansluitschema:
Instrument met 4 ingangen voor digitale sensoren, 4 stroomuitgangen en 4 relais
• Basismodule BASE-E (bevat 2 sensoringangen, 2 stroomuitgangen)
• Module 2DS (2 sensoringangen)
• Module 2AO (2 stroomuitgangen)
• Module 4R (4 relais)
Fig. 4: Opstellen van een aansluitschema aan de hand van het voorbeeld van een NO-contact (klem 41) van een relais
Endress+Hauser
Instrumentbeschrijving
a0015979
11