n
8.4
8.4.1
n
w
8.4.2
n
8.4.3
n
40
Opmerking
Gebruik dit installatieschema wanneer u:
-
de wateraansluitingen (zie 8.4) installeert
-
de condensafvoer (zie 8.5) installeert
-
de gasaansluiting (zie 8.6) installeert
-
de boiler vult (zie 8.9.1)
-
de boiler aftapt (zie 8.10.2)
Wateraansluitingen
Koudwateraansluiting
Opmerking
Er moet een inlaatlaatcombinatie worden geïnstalleerd. Installeer de inlaatcombinatie zo
dicht mogelijk bij de boiler.
Waarschuwing
Installeer nooit een afsluiter of een terugslagklep tussen de inlaatcombinatie en de boiler.
De koudwateraansluiting installeren:
1.
Wanneer de toevoerdruk van de waterleiding te hoog is, installeert u een
drukreduceerventiel (1), raadpleeg de Technische informatie (zie 13).
2.
Installeer een inlaatcombinatie (2).
3.
Sluit de overstroomaansluiting van de inlaatcombinatie aan op een open leiding voor
afvalwater.
Warmwateraansluiting
Opmerking
Isoleer lange warmwaterleidingen om onnodig energieverlies te voorkomen.
Opmerking
A.O. Smith raadt aan om een T&P-ventiel te installeren.
De warmwateraansluiting installeren:
1.
Installeer een afsluiter (11) in de warmwateruitlaatleiding voor
onderhoudswerkzaamheden.
2.
Installeer een T&P-ventiel (3), indien van toepassing.
3.
Installeer een temperatuurmeter (12), indien van toepassing.
Circulatie-aansluiting
Installeer een circulatiepomp wanneer een directe stroom van warm water bij tappunten
(in warmwaterleiding) nodig is. Dit verbetert het comfort en vermindert watergebruik.
Opmerking
Gebruik de speciale aansluiting voor de circulatieleiding op de boiler voor een meer
efficiënt gebruik van de boiler.
Opmerking
Controleer of de pomp het juiste vermogen heeft voor de lengte en de weerstand van het
circulatiesysteem.
Gedeelte over de installatie en het onderhoud