(2) Richtingen van de luchtstroom
Selecteer de luchtstroom die het best geschikt is voor de ruimte en de plaats waar de unit is gemonteerd.
(Om de in 2 of 3 richtingen af te voeren moet dit ter plaatse ingesteld worden via afstandsbediening en de luch-
tuitla(a)t(en) gesloten worden. Meer informatie hierover vindt u in de installatiehandleiding van de optionele
afdichtingset en in de paragraaf "10. LOKALE INSTELLINGEN").
(3) Gebruik ophangbouten voor installatie. Controleer of het plafond stevig genoeg is om het gewicht van
de unit te dragen. In geval van twijfel dient het plafond vóór installatie te worden versterkt.
(De papieren pasmal toont de bevestigingspunten. Houd de mal tegen het plafond om vast te stellen
waar het plafond versterkt moet worden.)
4. VOORBEREIDINGEN VOOR INSTALLATIE
(1) Positie van plafondopening en unit ten opzichte van de ophangbouten.
533 (Hartafstand tussen
575 (Binnenunit)
585-660 (Plafondopening)
700 (Decoratiepaneel)
OPMERKING
• Installeren is mogelijk in een plafondopening tot 660 mm (gemarkeerd met *). Om een overlap van 20 mm
te realiseren moet de afstand tussen de rand van de plafondopening en het apparaat maximaal 45 mm
zijn. Breng, als de afstand tussen de rand van de plafondopening en het apparaat groter is dan 45 mm,
een stuk plafondplaat
Systeem plafond
6
[Luchtstroomrichtingen]
Leiding
Luchtuitlaat in 4
Luchtuitlaat in 3
richtingen
richtingen
Koelmiddelbuizen
Ophangbout
(×4)
de ophangbouten)
Afb.
A
aan of gebruik een nieuwe plafondplaat.
Plafond-materiaal
(Voorbeeld)
Leiding
Leiding
Luchtuitlaat in 2
richtingen
(Afmeting plafondopening)
Systeem
plafond
≤
20
(Overlap van paneel en plafondmateriaal)
3
Systeem plafond
(mm)
<
<
45
45
Afb.
585 – *660
Opha-
ngbeugel
20 ≤
(mm)
Aanzicht A
Afb.
4
5
Nederlands