Probleem
De machine werkt eerst naar behoren,
maar verliest dan vermogen.
Een messenkooi 'klopt' bij het draaien.
Eén messenkooi draait langzaam.
Een van de maai-eenheden gaat niet
omhoog na het maaien.
De maai-eenheden volgen de contouren
van de grond niet.
Mogelijke oorzaak
1. Een pomp of motor is versleten.
2. Het peil van de hydraulische vloeistof
is te laag.
3. De vloeistof in het hydraulische
systeem heeft de verkeerde viscositeit.
4. Het vloeistoffilterelement is
geblokkeerd.
5. De drukontlastklep werkt niet goed.
6. Het systeem raakt oververhit.
7. De zuigslang lekt.
1. Er is een oneffenheid op de
messenkooi of het ondermes door
contact met een vreemd voorwerp.
2. De lagers van de messenkooi zijn
versleten.
1. Er zit een lager van de messenkooi
vast.
2. Er is een motor met een onjuiste rotatie
gemonteerd.
3. De ingebouwde ontlastkleppen van de
motor zijn open gedrukt.
4. De messenkooi drukt tegen het
ondermes.
5. De motor is versleten.
1. Er is een pakking van de hefcilinder
defect.
2. De drukontlastklep is open gedrukt of
verkeerd ingesteld.
3. Een regelklep werkt niet naar behoren.
4. Er is een mechanische obstructie.
1. De slangen zijn niet goed geleid of
de hydraulische fittings zijn verkeerd
gericht.
2. De draaipunten zitten te vast.
3. De maai-eenheid wordt gebruikt in de
stand 'vasthouden'.
4. De gewichtsoverbrenging staat te
hoog.
65
Remedie
1. Vervang de onderdelen indien dit nodig
is.
2. Tank van hydraulische vloeistof
bijvullen tot het vereiste peil
3. Vervang de vloeistof in de hydraulische
tank door vloeistof met de juiste
viscositeit; raadpleeg het hoofdstuk
Specificaties.
4. Filterelement vervangen.
5. Laat ontlastklep reinigen en druk
controleren. Neem contact op met uw
erkende distributeur.
6. Afstelling van contact tussen snijplaat
en messenkooi controleren. Verklein
de belasting (kies een hogere
maaistand of verlaag de rijsnelheid).
7. Aansluitingen controleren en
vastzetten. Slang vervangen indien dit
nodig is.
1. Verwijder de oneffenheid met een
steen en wet het mes. Ernstige schade
vereist slijpen.
2. Vervang de lagers indien dit nodig is.
1. Vervang de lagers indien dit nodig is.
2. Motor controleren en indien nodig
vervangen.
3. Ontlastkleppen laten reinigen en
controleren.
4. Pas de instelling aan.
5. Vervang de motor.
1. Vervang de pakkingen.
2. De ontlastklep laten nakijken. Neem
contact op met uw erkende distributeur.
3. Regelklep reviseren.
4. Verwijder de obstructie.
1. Beweeg de maai-eenheden zo ver
mogelijk en kijk of de slangen strak
komen te staan. Slangen op correcte
wijze leiden en aansluitingen goed
plaatsen indien dit nodig is.
2. Zet het draaipunt los en smeer het
indien nodig.
3. Schakelaar van hefinrichting op
Omlaag/Zweefstand zetten.
4. De gewichtsoverbrenging
verminderen.