2.
Druk op de toerentalschakelaar tot het
motortoerental laag stationair is.
3.
Laat de motor minstens 5 minuten draaien.
4.
Draai het sleuteltje naar de stand uitschakelen
(Figuur
25).
Figuur 25
1. Sleutel
2. Contactschakelaar
3. Uitschakelen
5.
Verwijder de sleutel voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
De maai-eenheden
gebruiken
De grasgeleiders instellen
Stel de grasgeleiders zo laag mogelijk in zodat het
maaisel wordt afgevoerd naar de grond zonder dat
maaisel dat de maai-eenheid verlaat wordt verhinderd
(Figuur
26).
Opmerking:
Plaats de achterste grasgeleiders altijd
correct.
Figuur 26
g290335
4. Inlaatverwarmer/lopen
5. Starten
g327581
De maaihoogtecorrectie van de
middelste maai-eenheid afstellen
Wanneer de maaihoogte van alle maai-eenheden via
de controleringen gelijk is afgesteld zoals getoond,
kan het voorkomen dat de middelste maai-eenheid
toch een merkbaar hoger resultaat geeft dan de
linker en rechter maai-eenheid. De machine trekt de
middelste maai-eenheid, terwijl de linker en rechter
maai-eenheid worden geduwd. Dit beïnvloedt de hoek
van de maai-eenheid met de grond. De verschillen in
maaihoogte die hierdoor ontstaan zijn ook afhankelijk
van het terrein, maar door de controlering van de
middelste maai-eenheid iets lager in te stellen dan
die van de linker en rechter maai-eenheid kunt u een
goed maairesultaat behalen.
De stand van de
maai-eenheden afzonderlijk
bedienen
Gebruik de 3 hefschakelaars om de maai-eenheden
afzonderlijk omhoog en omlaag te brengen.
De maai-eenheid omlaagbrengen
1.
Druk de schakelaar van de maaiaandrijving naar
de stand V
OORUIT DRAAIEN
2.
Druk de hefschakelaar naar voren en laat los.
Opmerking:
ingeschakeld wanneer deze zich op ongeveer
150 mm boven de grond bevindt. De
maai-eenheid bevindt zich in 'zwevende' modus
en volgt de vorm van het grondoppervlak.
Opmerking:
automatisch terug naar de (N
wanneer u de schakelaar loslaat.
26
.
De maai-eenheid wordt
De hefschakelaar keert
EUTRAALSTAND
)