Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Basisinstellingen; Instellingen Voor De Mengkring; Instellingen Voor De Ketelkring - TEMPOLEC SAM 2001 Gebruiksaanwijzing

Weersafhankelijke regelaar
Verberg thumbnails Zie ook voor SAM 2001:
Inhoudsopgave

Advertenties

5. Instellingen aan de achterzijde van de regelaar
Alvorens de regelaar op zijn sokkel te bevestigen, is het noodzakelijk de instel-
lingen aan de achterzijde van de regelaar te controleren en zo nodig bij te
stellen. Met deze instellingen kan men de regelaar aan de installatie
aanpassen.

5.1 Basisinstellingen

-10
-15
-10
-5
-20 -20
0
KLZ
= opheffing van de temperatuurverlaging in verlaagd regime.
De ingestelde waarde stemt overeen met een minimale buitentemperatuur vanaf dewelke de temperatuurverlaging in
verlaagd regime wordt opgeheven. Fabrieksinstelling: -10 °C.
= temperatuur van zomerbedrijf.
De ingestelde waarde stemt overeen met een maximale buitentemperatuur boven dewelke de verwarmingsfunctie niet
meer wordt toegelaten (brander en circulatiepomp stilgelegd, mengkraan gesloten). Fabrieksinstelling: 18 °C.

5.2 Instellingen voor de mengkring

40
65
20
60
40
°C max
°C max = maximumtemperatuur.
De ingestelde waarde stemt overeen met de maximum toelaatbare temperatuur na de mengkraan.
Fabrieksinstelling: 50 °C.
NZ = neutrale zone.
De ingestelde waarde stemt overeen met het temperatuurverschil tussen de openings- en sluitingsimpulsen van de
mengkraan. Fabrieksinstelling: 1,5 °C.

5.3 Instellingen voor de ketelkring

30
30
40
20
40
20
50
°C min
°C min = minimumtemperatuur.
De ingestelde waarde stemt overeen met de minimum toelaatbare keteltemperatuur ongeacht de instellingen (buiten
zomerbedrijf). Fabrieksinstelling: 20 °C. De pomp aangesloten op CC/N start alleen indien deze de temperatuur heeft
bereikt.
°C max = maximumtemperatuur.
De ingestelde waarde stemt overeen met de maximum toelaatbare keteltemperatuur. Fabrieksinstelling: 80 °C.
t min = minimale werkingstijd.
De ingestelde waarde stemt overeen met een minimale bedrijfstijd van de brander om te korte inschakeltijden te
vermijden en het drogen van de condensatie te bevorderen. Fabrieksinstelling: 0,5 min.
10
23
KLZ = weersafhankelijke zone.
De ingestelde waarde stemt overeen met de koudste buitentemperatuur
17
30
waarvoor de installatie werd berekend.
Fabrieksinstelling: -10 °C.
3
4,5
minimale aanvoertemperatuur in comfortregime (buiten zomerbedrijf).
90
1,5
6
Fabrieksinstelling: 20 °C. Aanbevolen instellingen: 20 °C voor
NZ
radiatoren en vloerverwarming, 30 °C voor convectoren.
70
6
minimale keteltemperatuur in comfortregime (buiten zomerbedrijf).
50
90
0,5
10
Fabrieksinstelling: 20 °C. Aanbevolen instellingen: 20 °C voor
°C max
t min
radiatoren, 30 °C voor convectoren en 50 °C voor luchtverhitters.
= basistemperatuur. De ingestelde waarde stemt overeen met de
= basistemperatuur. De ingestelde waarde stemt overeen met de
Instellingen aan de achterzijde van de regelaar

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave