Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Rustdruk en aansluitdruk controleren
2. Aansluitdruk (dynamische druk) meten, zie vol-
gende tabel.
Opmerking
De aansluitdruk (dynamische druk) moet tussen 20
en 25 mbar liggen. De gasdrukbewaker is vanuit de
fabriek op 12,5 mbar ingesteld. Instelling niet veran-
deren.
Aansluitdruk (dynami-
sche druk)
onder 15 mbar
15 tot 18 mbar
18 tot 50 mbar
boven 50 mbar
Injectordruk meten
Afb. 6
1. Schroef in de meetaansluiting
eruit draaien.
2. U-buis-manometer op meetaansluiting
ten.
3. Gasafsluitkraan openen.
4. Brander in bedrijf stellen (zie pagina 5).
8
Maatregel
Geen instelling aanbrengen, filter in combinatiearmatuur controleren en de gasle-
verancier verwittigen.
Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodwerking) met deze instelling op trap
1 gebruikt worden. Filter in de combinatiearmatuur controleren. Gasleverancier ver-
wittigen.
Ketel in bedrijf nemen.
Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie inschakelen en
druk op 20 mbar zetten. Gasleverancier verwittigen.
losmaken, niet
A
aanslui-
A
(vervolg)
3. Meetwaarde invoeren in protocol (zie vanaf
pagina 30).
4. Gasafsluitkraan sluiten.
5. U-buis-manometer eraf halen, meetaansluiting
sluiten.
5. Injectordruk volgens de Wobbe-index en het vermo-
gen uit de injectordruktabel vanaf pagina 33
halen.
Opmerking
Bij het afstellen ook het gasdebiet volumetrisch
controleren.
6. Injectordruk meten en indien nodig instellen.
Opmerking
De ingestelde gasdruk is ca. 10 s na de branderstart
op de brander actief.
A