6 | Machine voorbereiden
Machine voorbereiden voor het gebruik
Des te dieper een vlak aanaardwerktuig verticaal
in de akker steekt, des te meer aarde wordt aan
de plantenrijen aangeaard.
Hoe groter de rijsnelheid bij het schoffelen is, hoe
meer aarde aardt elke vlak aanaardwerktuig bij
de plantenrijen aan. Als bij een verhoging van
de rijsnelheid de hoeveelheid aangeaarde aarde
gelijk moet blijven, moet de werkdiepte van de
vlakke aanaardwerktuigen worden verkleind.
Als de schoffeldiepte wordt veranderd, zie
hoofdstuk "Schoffeldiepte instellen" en de
hoeveelheid aangeaarde aarde moet gelijk blijven,
dan moet ook de afstand van het vlakke
aanaardwerktuig tot de akkerbodem worden
gewijzigd.
1. Machine met de driepuntslift op het veld
neerlaten.
2. Bout 3 losmaken.
3. Machine met de driepuntslift zover optillen dat
de vlakke aanaarder 4 op de steel 2 van het
schoffelwerktuig 1 kan worden verschoven.
4. Vlakke aanaarder naar boven of onderen
verschuiven tot de vlakke aanaarder de gewenste
positie inneemt.
5. Bout vastdraaien.
6. Op dezelfde manier de werkdiepte van alle vlakke
aanaarders instellen.
6.4.11.4 Aanaardwerktuigen op RapidoClip-systeem instellen
6.4.11.4.1 Aanaardwerktuigen activeren en op de werkdiepte instellen
Als de aanaardwerktuigen bij het schoffelen moeten
worden ingezet, moeten de aanaardwerktuigen uit de
passieve stand in de actieve stand zijn gezet en op
werkdiepte worden ingesteld.
Voor de instelling van de werkdiepte geldt:
116
2
1
MG6960-NL-II | D.1 | 18.01.2024 | © SCHMOTZER
3
4
CMS-I-00005144
CMS-T-00013990-B.1
CMS-T-00013978-B.1