2 Veiligheid
6
2.1
Veiligheidsaanwijzingen (vervolg)
2.1.4 Explosieve en lichtontvlambare stoffen
Gebruik of bewaar geen explosieve of lichtontvlambare
stoffen zoals benzine, verf en papier in de opstellings-
ruimte van het toestel.
2.1.5 Inbouw in kasten en dergelijke
Voor inbouw in kasten of nissen en dergelijke gelden
aanvullende installatievoorschriften. Vraag uw
installateur om advies alvorens uw toestel te omkasten.
2.2
Waarschuwing
2.2.1 Bescherming tegen corrosie
Gebruik geen spuitbussen, chloorhoudende reinigings-
middelen, oplosmiddelen, verf, lijm, enz. in de omgeving
van uw toestel. Deze stoffen kunnen in ongunstige
omstandigheden tot een verhoogd risico op corrosie van
uw toestel en leidingen leiden.
2.2.2 Waterdruk controleren
Controleer regelmatig de waterdruk van de cv-installatie,
deze moet minimaal 100 kPa (1 bar) zijn. Het bijvullen
van de cv-installatie is afhankelijk van de situatie ter
plaatse. Vraag uw installateur om advies.
2.2.3 Noodstroomaggregaat
Bij de installatie is uw toestel met het elektriciteitsnet
van de woning verbonden. In het geval dat u, bij uitval
van de openbare elektriciteitsvoorziening, het toestel in
bedrijf wilt houden met behulp van een
noodstroomaggregaat, moet deze voldoen aan dezelfde
eisen voor frequentie, spanning en aarding als de
openbare elektriciteitsvoorziening. De capaciteit van het
noodstroomaggregaat moet minimaal overeenstemmen
met het vermogen dat het toestel opneemt. Vraag uw
installateur om advies.
hrEXCLUSIEF